Wim Rutgers ~ De Nederlandse Antillen en Aruba. Uit: Theo D’Haen ~ Europa buitengaats – Koloniale en postkoloniale literaturen in Europese talen

november 28, 2018

D'Haen

Inleiding
‘In veel mindere mate dan in onze Oost-Indische koloniën hebben in en door de West romanschrijvers en dichters zich laten bezielen […] Dit laat zich gereedelijk verklaren uit de kleiner bevolking […] Gering is het aantal verschenen romans, novellen, dicht- en tooneelwerken, die de W.-I. koloniën tot plaats der handeling hebben of op eenigerlei wijze daarmede in verband staan en weinig is er bij van litterarische waarde,’ wordt gesteld in de Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië (1914-1917) onder het lemma ‘romans, dichtwerken, enz.’
Het rijtje van zo’n twintig auteursnamen en dertig werken dat op de korte inleiding volgde, was in feite de eerste poging om tot een corpusaanduiding en -afbakening te komen van Nederlands-Caraïbische literatuur. Maar de zich op geheel West-Indië richtende encyclopedie vermeldde alleen Surinamers, geen Antillianen. De redactie, die uit een Surinamer en een Nederlander bestond, had geen medewerker gevonden die iets wist over eventuele Antilliaanse literatuur, die tot dat moment – zoals uit latere bronnen zal blijken – uitsluitend in het Spaans gepubliceerd was. Wat niet in het Nederlands geschreven was bestond dus kennelijk niet. De niet-Antilliaanse encyclopedielezers van 1917 moesten zo wel de indruk krijgen dat er tot en met het eerste decennium van deze eeuw op de Antillen in het geheel nog geen literatuur bestond.

Was er dan al wel over de Antillen geschreven? Hierna zullen we ons bezighouden met literatuur als dialoog, als tweerichtingsverkeer tussen wat achtereenvolgens aangeduid werd als Europees moederland en kolonie in ‘de West’, tussen Nederland en zijn Overzeese Rijksdelen, tussen de gelijkwaardige partners van het Koninkrijk der Nederlanden.

Het Caraïbische gebied
Het Caraïbische gebied dat de archipel boven en beneden de wind in de Caraïbische Zee omvat en waartoe meestal eveneens de drie Guyana’s, Belize en de kusten van het Zuid-Amerikaanse vasteland gerekend worden, beslaat een terrein van 2,6 miljoen vierkante kilometer en is daarmee vijf keer de oppervlakte van Frankrijk. Maar omdat ongeveer 90 procent zee is omvat het landgebied niet meer dan de helft van de Franse oppervlakte (Gérard 1988).

De zee scheidt en verbindt een gebied waarin iedereen van oorsprong migrant is. In dat uitgestrekte gebied van tientallen grotere en kleinere tot heel kleine eilanden wonen mensen afkomstig uit Europa, Afrika en Azië. De grootste meerderheid ervan is Spaanstalig, vervolgens Frans- en Engelstalig en slechts een heel kleine minderheid Nederlandstalig en Papiamentstalig. Deze laatste talen isoleren de gebruikers in sterke mate van hun eigen regio.

Van oudsher zijn de ‘verticale’ noord-zuidbindingen met de voormalige Europese moederlanden, door middel van het rechtssysteem, de religie, het onderwijs, de administratie, eigenlijk alle instituties (Gérard 1988), veel sterker geweest dan de ‘horizontale’ met de regio. Toch zouden we kunnen spreken van een eenheid in verscheidenheid. De Caraïbische eilanden zijn een multiraciaal, multicultureel en multilinguaal polysysteem (Even-Zohar 1990): ze zijn politiek, cultureel en taalkundig verdeeld, maar ze vormen niettemin een eenheid wegens het tropische klimaat, de natuur, de gedeelde historie van een oorspronkelijk indiaanse bevolking die werd uitgeroeid, van ontdekking en Europese kolonisatie, van plantages en slavernij, van verschillende vormen van autonomie of volledige politieke onafhankelijkheid in de postkoloniale periode.
Of er nu ‘gekozen’ werd voor politieke onafhankelijkheid, voor regionale integratie of segregatie, voor duurzame aansluiting bij de voormalige Europese kolonisator of bij de Verenigde Staten, in alle gevallen zijn de migratiecijfers naar Canada, de Verenigde Staten of de Europese Unie indrukwekkend. Waar enerzijds de herkomstlanden uit drie werelddelen als bron van cultuur gevierd worden, leven anderzijds speciaal Europa en Noord-Amerika als toekomstidentificatie voort in de geest van de Caraïbische mens. Als er geen ‘way up’ voorhanden is in de eigen maatschappij dan is er nog altijd de ‘way out’.

Theo D’Haen – Europa buitengaats ~ Koloniale en postkoloniale literaturen in Europese talen – 2 delen, 2002 – Compleet online: Europa buitengaats (2 delen)(2002)Theo D’haen

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *