Jan Fräβdorf ~ Een ziekenhuis is meer dan een gebouw en apparaten

maart 5, 2019
Fraesdorff

Jan Fräβdorf – Anesthesioloog Fundashon Mariadal

In 2007 ben ik naar Nederland gekomen. Ik werd als anesthesioloog in het AMC (Academisch Medisch Centrum – Amsterdam) aangenomen.
Ik ben in Duitsland geboren en opgegroeid. In Düsseldorf. De mooiste stad van de wereld voor mij. Het hoofd van mijn onderzoeksgroep in Düsseldorf werd in 2007 hoogleraar in Amsterdam, verbonden aan het AMC. Binnen het Duitse systeem is het niet ongebruikelijk om mensen die in zo’n groep zitten mee te nemen. Eigenlijk ben ik niet eens gevraagd, het was meer een mededeling.
Amsterdam is natuurlijk geen slechte plaats om naartoe te gaan. Het alternatief was misschien Magdeburg geweest, Dat is andere koek. In het AMC ben ik direct als anesthesioloog begonnen, daarnaast deed ik onderzoek.

In 2009 was er tijdens een stafvergadering voor het eerst sprake van een nieuwe locatie. Die verderop bleek te zijn.
Eind 2010 was het duidelijk dat op die nieuwe locatie iemand nodig was. Thuis waren we het snel eens. Als we het gingen doen, was het nu het goede moment. De kinderen waren nog klein.
Maart 2011 zijn we voor het eerst hier geland en heb ik iets langer dan drie maanden mijn werk gedaan bij Mariadal.

De eerste indrukken waren zeer positief. Aan de minimumeisen die je aan je vak stelt om veilig te werken, was voor een groot deel voldaan. De basis was er. Andere dingen ontbraken letterlijk. Het vervoer van ernstig zieken was toen nog een issue bijvoorbeeld. De eigen air ambulance was nog vatbaar voor verbeteringen. Allemaal zaken die te begrijpen zijn vanuit de achtergrond. Dat waren dus geen verwijten, maar constateringen.

Ik weet nog dat ik vertelde dat we naar Bonaire gingen. Ik zat thuis op de bank met mijn Ipad op schoot, opende Google Earth en zocht naar Kralendijk. Ik had nooit geschiedenisles over Nederland gehad.
Als je aan Nederlandse koloniën dacht, dacht je aan Indonesië en Afrika. Al zat Suriname wel in mijn achterhoofd.
Ik verwachtte dat de wereldbol op Google Earth naar links, naar de zon zou draaien, maar hij draaide naar het westen. Ik zag, achteraf gênant, dat Curaçao niet alleen een drankje was, maar ook een eiland. Het werd snel duidelijk dat Kralendijk in de West was.
Ondertussen heb ik mijn kennis van de geschiedenis een beetje bijgespijkerd. In de Duitse opleiding komt de Nederlandse koloniale geschiedenis helemaal niet voor. Duitsland is koloniaal niet zo succesvol geweest. Dat is maar goed ook.

Het eerste wat me bij is gebleven, is dat de vliegtuigdeur openging en ik die hitte voelde, de warmte die binnenkwam. Het was mijn eerste kennismaking met tropische temperaturen.
Het was overigens drie uur ‘s nachts, veel zag je niet. Een collega bracht ons naar het appartement. We waren klaarwakker. Om vijf uur zagen we de eerste schemering. De kinderen wilden direct het zwembad in. Dat leek ons geen goed idee zo vroeg in de ochtend in een appartementencomplex. We zijn gaan wandelen. Maar op dat tijdstip is er niet veel te beleven. Om zes uur zijn we naar zee gewandeld. De kinderen vonden het prachtig.

Fraesdorff1

Wat het natuurlijk aantrekkelijk maakte en nog steeds, is dat je mee kunt denken of de ruimte hebt om veilige, toegankelijke zorg te waarborgen.

‘s Ochtends kreeg ik een rondleiding in het ziekenhuis en maakte ik kennis met de collega’s. Het was een heel ander ziekenhuis dan nu. De huisartsen lieten de patiënten opnemen en deden ook de begeleiding. Er waren nog geen ziekenhuisartsen in die eerste maanden. Er waren collega’s uit Curaçao en Aruba om hier waar te nemen, spreekuur te houden. Sommigen kwamen ook om te opereren. Uit Nederland kwamen artsen invliegen om een tijdje hier te werken. Door de samenwerking met het AMC en VUMC was er een internist en een chirurg aanwezig. En er werd al jaren een anesthesioloog voor een maand ingevlogen.

Weer thuis besloten we om snel nog een keer te gaan. Ook al omdat het duidelijk was dat het niet handig is om de kinderen drie maanden van school te halen en weer terug te gaan.
In 2012 gingen we hiernaartoe voor een jaar, maar we zijn hier nog steeds.
Mijn privésituatie is ondertussen gewijzigd. Ons huwelijk is niet meer bestaand.
We werken alle twee in het ziekenhuis.

Wat het natuurlijk aantrekkelijk maakte en nog steeds, is dat je mee kunt denken of de ruimte hebt om veilige, toegankelijke zorg te waarborgen. Het opbouwen, het pionieren. Maar ook dat je vanuit het zorginhoudelijke aspect hieraan invulling kunt geven.
Je kunt een blueprint vanuit Nederland, vanuit Duitsland pakken en zeggen zo gaan we het doen, maar zo werkt het niet. Je hebt hier beperkingen. In het begin is dat soms frustrerend.
Maar je ziet dat je met z’n allen erin slaagt de juiste prioriteiten neer te zetten. Er zijn natuurlijk eisen waar wij als vakgroep niet vanaf wijken. Die vormen de basis. En dan heb je natuurlijk dingen die je ook moet hebben, maar die nu even minder belangrijk zijn. Dat is wikken en wegen.
Je moet luisteren, kijken en overleggen. Je moet je afvragen waarom iets op een bepaalde manier gebeurt, terwijl jij denkt dat het anders zou moeten. Er is vaak een goede reden waarom iets op een bepaalde manier gebeurt. Dat kost tijd. Maar het maakt het werken hier boeiend.

Toen ik naar Nederland ging, vond ik het niet meer dan logisch dat ik Nederlands leerde. Waar ik van baal is dat ik Papiaments nog steeds niet goed genoeg beheers. Ik kan met een patiënt communiceren, maar ik kan nog niet onder de flamboyant zitten, domino spelen en over de politiek discussiëren. Het is een lastige taal. Dat vind ik jammer.
Als ik een whatsapp krijg in het Papiaments, ga ik naar mijn teamcoördinator. Ik denk dat ik het begrijp, maar ik snap er niks van. Zij begint vaak te lachen en vertelt dat er veel woorden worden weggelaten of ingekort.
Het probleem is dat het ziekenhuis ervoor gekozen heeft dat Nederlands de voertaal is. Of het is zo gegroeid. Ik denk dat als ik in Curaçao of Aruba, waar Papiaments wordt gesproken op de werkvloer zou werken, het anders zou zijn. Dan heb je geen keuze.

De balans tussen werk en privé is hier beter. Als het rustig is in het ziekenhuis kun je even relaxen, een uurtje surfen
Als je iemand bent die iedere maand minimaal één keer per maand naar de Stadsschouwburg wil of naar de opera, dan ben je hier niet op de goede plek. Cultuur zoek ik op als ik in Nederland ben.
Het schakelpunt is na twee jaar, dan moet je keuzes maken. Dat zie je bij bijna iedereen. Ik ga ieder jaar naar Nederland, naar het AMC, om te werken. Dan kun je je geest resetten.
Ik voel me hier niet afgesloten van mijn vak. We zijn hier nu met drie anesthesiologen. We hebben naast de operatiekamer, de Special Care, de pijnpoli en de reguliere acute zorg. We overleggen en delen. Als je puur naar productiecijfers kijkt en die uit Nederland ernaast zou leggen, zou je zeggen wat een gekke ploeg specialisten voor 20.000 inwoners. Dat is het bijzondere op het eiland, als je 24/7 dekking wilt hebben, moet je wel de mensen hebben.

Fraesdorrf4

Waar ik naar toe werk is eenvoudig te omschrijven; dat niemand het opmerkt als ik wegga.

Wat ik het meest verrassend vond toen ik hier kwam? Je zou het naïef kunnen noemen, maar ik had geen verwachtingen. Ik dacht letterlijk, ik ga kijken waar ik kom.
Mijn toenmalige vrouw zei, het ergste wat me overkomen kan, is dat ik drie maanden op het strand lig en een boek lees. Als je geen verwachtingen hebt, kun je ook niet teleurgesteld worden.
Ik vond en vind het nog steeds bijzonder om hier te mogen werken. Ook je sociale leven is hier gemakkelijker vergeleken met Nederland. Daar heeft iedereen het zo druk. Als je een afspraak wilt maken, blijkt dat er pas over drie maanden een gaatje in de agenda is. Hier heb je je werk en dat is het. Het gaat hier spontaan. Zullen we straks een hapje eten?
Iemand die hier geboren is of langer woont, vraagt wel hoe lang je blijft. Als blijkt dat het maar twee maanden is, investeert de ander natuurlijk niet zo veel in je.
Dat is ook wat onze kinderen hier leren, hebben geleerd. Vrienden komen en gaan. Dat is voor hen gewoon. Of dat goed is, zullen we later zien.

Waar ik naar toe werk is eenvoudig te omschrijven; dat niemand het opmerkt als ik wegga. In de beginjaren is de charme dat je denkt dat het zonder jou niet gaat, dat is goed voor je ego. Dan is het zo dat als je een maand weg bent er dingen zijn blijven liggen of anders gegaan zijn dan afgesproken. In de afgelopen twee jaar zie je dat dit steeds minder wordt. Zoiets groeit. En ik moest leren loslaten natuurlijk.

We zitten in een snel groeiende organisatie. Je kunt letterlijk snel bouwen, steen voor steen en dure apparaten neerzetten. Maar een ziekenhuis is meer dan een gebouw en apparaten. Je kunt mensen invliegen, maar je moet meer hebben. Je moet investeren in verpleegkundigen, daar pluk je de vruchten van. Die zijn hier opgegroeid, voelen wat de mensen nodig hebben.
Alles moet groeien. Je hebt een goed werkende facilitaire dienst nodig, een volwassen structuur.
Ja, je krijgt met alles te maken als je hier lang genoeg bent, dat kun je niet verwachten van collega’s die hier drie maanden zijn. Traditioneel zou een chirurg de acute zorg moeten begeleiden, maar die optie was hier in het begin niet en nog steeds niet trouwens. Dus daar ben ik ingevallen. Het is op mijn pad gekomen en ik heb het niet laten liggen. Als ik hier alleen voor de uitvoering van mijn vak zou zijn, zou er geen echte uitdaging zijn geweest. In het AMC doe ik kennis op, ik doe hier dingen die ik daar nooit zou doen. Die combinatie maakt het bijzonder.

Ik heb het gevoel dat het een voordeel is dat ik geen Nederlander ben. Ik begrijp wel waar de achterdocht van sommige lokale mensen vandaan komt, het is oud zeer. En dan zijn er rond 10.10.10 bijvoorbeeld nogal wat beloftes gedaan die niet het gewenste vervolg hebben gekregen. Het is vergelijkbaar met de verhalen in Duitsland rond 1989-1990 toen West-Duitsland Oost-Duitsland overnam. Hoe ook daar West-Duitse ambtenaren zich gedroegen. Alsof alles voor hun komst fout werd gedaan.

Wat ik hier binnen FM nog zou willen? Dat we de mensen die hier werken niet uit het oog verliezen. Dan heb ik het niet alleen over de lokale medewerkers. Ook over de Nederlandse, Belgische, Poolse en Duitse collega’s.
Je moet ervoor zorgen dat zij hun kwaliteiten die ze meegebracht of hier opgebouwd hebben, kunnen behouden.
Ik ben contractueel verplicht om één keer per jaar terug te gaan naar Nederland om mijn kennis bij te houden. Ik kan niet uitleggen waarom dat niet telt voor bijvoorbeeld een gespecialiseerde verpleegkundige. Die heeft een opleiding vergelijkbaar met een basisarts. Zij moeten ook opgefrist worden.
Dat kost geld, ik weet het. Maar we hebben iets moois neergezet en we moeten ervoor zorgen dat dat zo blijft.
Als je heel lang hier bent, moet je ervoor waken dat je niet te veel vereilandelijkt. Je moet scherp blijven, je kennis bijhouden.

We komen hier vanuit de situatie dat als je vroeger naar de internist ging, je altijd één van de twee collega’s uit Curaçao zag. Die kwamen één keer per week hier langs. Zoals de huisarts er voor jou is.
Als je in het AMC een afspraak hebt, heb je mazzel als je een vaste arts tegenkomt. Tenzij je een unieke ziekte hebt. Anders tref je bijna altijd iemand anders. Meestal een AIOS (Arts In Opleiding tot Specialist).

Mijn droom is dat het hier zelfstandig blijft draaien, wie er ook is. Je hebt altijd binnen een organisatie mensen nodig die naar voren durven stappen. Natuurlijk is het prettig als die goed ontvangen worden. Vaak is er wat argwaan tegenover veranderingen. Of vindt men dat diegene die naar voren stapt te veel macht krijgt.
De acute zorg is iets waar we trots op kunnen zijn. Wat ik nog graag wil is zoals ik al zei, dat mensen de kansen krijgen om bij te scholen. Ik zou graag meer simulatie-onderwijs zien komen. Alles draait om tijd en geld.
Puur materialistisch zou ik graag nieuwe ambulances willen. En ik zou graag onze kwaliteit willen kunnen meten. Meer data verzamelen. Daar zijn we mee bezig, maar ik zou dat graag verder ontwikkelen.

Wat heel positief is, is dat mensen beseffen dat de zorg toegankelijk is. We helpen iedereen. Ook al ben je niet van het eiland, ook al ben je niet verzekerd, je wordt gewoon behandeld. Het dilemma begint als je zo’n patiënt met de air ambulance naar Colombia moet sturen, dan is er een ethisch dilemma. Want Mariadal kan niet garant staan voor de financiële consequenties van de behandeling in het buitenland. Dan moet je wijzen op de eigen verantwoordelijkheden van de volwassene. Als het om een kind gaat, is het eenvoudig. Dat wordt ook dan gewoon uitgezonden.
In Nederland is er een extra potje voor niet-verzekerde patiënten, hier op Bonaire niet.

Een collega die uit Nederland hier binnenkomt moet aan dit soort verschillen wennen. Die ziet eerst het mooie gebouw, ziet dat alles functioneert. Het lijkt alsof je thuis bent. Maar dat ben je niet.
Je krijgt voor je vertrek uit Nederland wel informatie aangereikt. Maar die moet je natuurlijk wel tot je nemen. Ook hier krijgt de nieuwkomer tijd om rond te kijken.

Als ik naar Bonaire vlieg, zeg ik dat ik naar huis ga.
Wat me opvalt bij de KLM is dat de gezagvoerder bij vertrek zegt, ik hoop dat u allemaal een goede vakantie hebt gehad en als je terugvliegt wenst hij iedereen een heerlijke vakantie.
Dan denk ik, er zijn ook mensen die wonen en werken op het eiland.
De planning is dat ik hier nog een paar jaar blijf. Maar als ik naar de afgelopen tien jaar van mijn leven kijk, weet ik ook dat het morgen anders kan zijn.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *