Over behoorlijk bestuur IX

juni 8, 2020

Schotborgh

Nee, ik verwacht niet dat er een menigte, vol verwachting, op me staat te wachten als ik ooit weer op Flamingo Airport land. Het feuilleton heeft zijn status verloren.
En dat terwijl veel beroemde literatuur in die vorm het levenslicht zag. Goethes Die Leiden des jungen Werther bijvoorbeeld en bijna alle boeken van Charles Dickens.
Beroemd is de anekdote dat toen een schip in New York aankwam met de Engelse kranten, waaronder het nieuwe nummer van Master Humphrey’s Clock, het weekblad uitgegeven en volgeschreven door Dickens, een menigte op de kade stond te wachten. Te wachten op de nieuwe aflevering van The Old Curiosity Shop. Al bij het afmeren riep men: “Is Little Nell dead?”

Overigens denk ik ook dat deze serie over Behoorlijk bestuur niet nog weken, maanden door zal gaan. Nu de staatssecretaris het bestuurscollege op Ikki’s eiland gevraagd heeft om ‘de invulling van de commissariaten en het op orde krijgen van de financiële administratie van de overheidsvennootschappen voortvarend ter hand te nemen’, zijn de problemen rond de Bonaire Holding Maatschappij naar het zich laat aanzien binnenkort opgelost. Een staatssecretaris laat je niet zomaar in de kou staan.

Voor mevrouw dr. P.C.M. Schotborgh-van de Ven betekent deze adequate handelswijze van het bestuurscollege dat zij zich vermoedelijk achter de oren zal krabben. In december 2019 promoveerde zij op De wortels van publieke fraude en corruptie in het Caribisch deel van het Koninkrijk.

In de Samenvatting van haar proefschrift staan een aantal opmerkingen die vertrouwd zullen klinken voor de lezers van deze feuilleton over behoorlijk bestuur.

‘Bij voortduring is geconstateerd dat toezichthoudende en controlerende organen moeite hebben hun taak te vervullen, omdat de basisinformatie van diensten zich onvoldoende leent voor onderzoek naar de rechtmatigheid en doelmatigheid van overheidsbestedingen. Met regelmaat zijn er signalen gegeven dat in bepaalde publieke sectoren en organisaties de geldende regels onvoldoende worden nageleefd: dat administraties ondeugdelijk zijn, dat het onduidelijk is of gelden rechtmatig zijn besteed en dat wordt vermoed dat zich onregelmatigheden voordoen. Administratieve handelingen uit het verleden zijn niet gedocumenteerd waardoor het ook niet mogelijk is om daaruit te leren. De instituties aan wie de toezichthouders en controleurs rapporteren (het parlement, de overheidsdiensten, overheids-nv’s en -stichtingen) zijn niet altijd geïnteresseerd in de adviezen.”

“Het is bemoedigend dat verschillende overheidsorganisaties integriteitstrajecten zijn gestart en dat voor het Openbaar Ministerie de vervolging van fraude en corruptie inmiddels een prioriteit zijn. Echter, de praktijk leert dat heel veel aanbevelingen nimmer zijn opgevolgd. Van belang is dat de noodzaak van een deugdelijk financieel beheer (zoals een correcte belastinginning en verantwoorde besteding van overheidsgelden) wordt gezien als onmisbaar om publieke fraude en corruptie te voorkomen en te bestrijden en sociaal- economische voorspoed te bereiken. Druk van internationale organisaties en ingevlogen expertise kunnen daarbij helpen, maar dragen pas bij aan een wezenlijke verandering als de wens uit de samenleving zelf komt en die zich openstelt voor invloeden van buiten.”

“Als het al zoveel jaren niet lukt om integer bestuur te bereiken – ondanks de vele ingevlogen expertise en de talrijke onderzoeksrapporten en beleidsnotities – is het niet voldoende om op dezelfde voet verder te gaan. Te technocratisch, te weinig pragmatisch. De vraag ‘Hoe kan deze vicieuze cirkel worden doorbroken?’ dringt zich op.”

“De omslag kan mijns inziens pas plaatsvinden wanneer burgers de gevolgen van corruptie onder ogen willen zien. Een omvangrijk deel van de overheidsgelden gaat niet naar voorzieningen en projecten in het belang van het Caribisch deel van het Koninkrijk, maar naar personen en bedrijven met de beste politieke connecties die bereid zijn om politieke steun te betuigen en smeergeld te betalen. Deze situatie leidt ertoe dat diensten onbereikbaar worden voor mensen die in armoede leven en niet ‘het juiste’ netwerk hebben. Er is een veel grotere bewustwording nodig onder de leiders en de burgers van het Caribisch deel van het Koninkrijk over de verspilling en inefficiënte besteding van overheidsgelden als gevolg van fraude en corruptie.”

“Uiteindelijk leiden publieke fraude en corruptie tot een verminderd vertrouwen in de rechtstaat. Als publieke instituties worden gewantrouwd, worden burgers onverschillig en zijn zij minder geneigd om zich aan wet- en regelgeving te houden. Het is om die reden dat de culturele mores breed aandacht verdient. Zolang sprake is van een cultuur die fraude en corruptie legitimeert, zullen leiders worden gekozen die op de eerste plaats goed voor zichzelf zorgen vanuit de gedachte dat zij dan ook in staat zijn collectieve zaken goed te regelen. Dat deze aanname onjuist is, blijkt nadrukkelijk uit dit onderzoek.”

“Daar staat tegenover dat de onderzochte zaken hebben laten zien dat er in het Caribisch deel van het Koninkrijk wel degelijk wordt opgetreden, met veroordelingen en aansprakelijkheidsstellingen tot gevolg, ook tegen hoge politieke bestuurders zoals ministers. Maar dit onderzoek bevestigt de indruk dat veel gevallen van fraude en corruptie het Openbaar Ministerie niet bereiken: de administraties zijn te slordig om gedegen onderzoek te doen; er wordt geen aangifte gedaan; betrokkenen zien ertegen op om bruikbare verklaringen af te leggen. Zolang sprake is van een organisatiecultuur van wantrouwen, collectieve gelatenheid en passiviteit, hebben frauderende en corrumperende publieke ambtsdragers vrij spel. Van belang is dat gewerkt wordt aan het bereiken van een veilige omgeving waarin publieke ambtsdragers open durven te communiceren en onregelmatigheden durven te melden. In dit verband is het belangrijk dat de rechtspositionele zaken van publieke ambtsdragers zijn geregeld en dat klokkenluiders worden beschermd. Zonder klokkenluiders blijven vele financiële onregelmatigheden onopgemerkt. Een cultuur waarin klokkenluiders als helden worden gezien – en niet als verklikkers – draagt bij aan een meer integere samenleving.”

Voor mevrouw dr. P.C.M. Schotborgh-van de Ven betekent de juiste aanpak van het bestuurscollege dat een vervolgonderzoek op de loer ligt. In dat vervolgonderzoek kan zij aantonen dat Ikki’s eiland een bijzondere gemeente is en blijft.

Het proefschrift is hier te lezen: https://research.vu.nl/en/publications/de-wortels-van-publieke-fraude-en-corruptie-in-het-caribisch-deel

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *