Historisch-geologisch overzicht van Bonaire

juli 12, 2015
Geologiekaart-Bonaire_JPG

Kaart & tekst: Encyclopedie van Curacao

De oudste gesteenten van Bonaire, behorende tot de Washikembaformatie, zijn evenals die op Curacao en Aruba voor het grootste deel van vulkanische herkomst. De Washikembaformatie bevat basische lava’s, tuffen en intrusielichamen maar ook, anders dan op Curacao, vulkanieten rijker aan kiezelzuur: porfieren en porfiertuffen. Bovendien komen ingeschakelde hoornstenen en radiolarieten voor. De kiezelzuurarmere lava’s en tuffen zijn vooral aanwezig in het oudste gedeelte van de formatie, d.w.z. in de omgeving van het Gotomeer en in een noordwest-zuidoost verlopende zone direct ten noorden van Dentera (Antriol) en Yatu Baku. Hoger in de seerie worden zij geleidelijk vervangen door porfieren en porfiertuffen, waarvan eerstgenoemden vaak prachtige zuilvorming vertonen, o.a. bij de hoogste top, de Brandaris (240,8 m). Het jongste deel van de formatie bevat weer lava’s en intrusiva van basische samenstelling en de genoemde hoornsteen- en radiolarietinschakelingen. In de omgeving van de Seru Bentana en de Seru Meimei komt een conglomeraat voor, dat behalve materiaal afkomstig van de Washikembaformatie enkele koraalfragmenten van Boven-Krijtouderdom bevat. De totale dikte van de Washikembaformatie is ten minste 5.000 meter. De marine sedimenten – hoornstenen en radiolarieten – wijzen erop dat althans een deel van de formatie is afgezet in een onderzees bekken.

In de omgeving van het dorp Rincon worden de gesteenten van de Washikembaformatie bedekt door een ongeveer 200m dikke serie kalkstenen, conglomeraten en conglomeratische kalkstenen, de Rinconformatie. Deze sedimenten, afgezet in een kustnabije, ondiepe zee, rusten met een hoekverschil op de Washikembaformatie. Dit wijst erop dat laatstgenoemde in zijn geheel ouder is dan de Rinconformatie en dat in het interval tussen de afzetting van de twee formaties scheefstelling en misschien zelfs plooiing van de Washikembagesteenten hebben plaatsgevonden. De rolstenen in de Rinconconglomeraten en conglomeratische kalkstenen zijn voornamelijk lokale Washikembagesteenten. Een klein aantal rolstenen is echter afkomstig van voor de eilanden vreemde gesteenten. Als fossielen werden o.a. gastropoden, bivalven, nautiloiden, koralen, algen en foraminiferen gevonden. De foraminiferen wijzen erop dat de Rinconkalken nog in het Boven-Krijt (grens Campanien-Maastrichtien) werden afgezet, ongeveer gelijktijdig met de Kas Abou kalksteenlenzen op Curacao. Na afzetting van de Rinconformatie hebben bewegingen – nu echter van zeer lichte aard – plaatsgevonden, waardoor een deel van deze sedimenten op een vrij diep tektonisch niveau gebracht werd en voor latere erosie gespaard is gebleven. Andere delen werden opgeheven en afgebroken. Hierna werden opnieuw conglomeraten afgezet, de Subi Blanku-formatie, ontsloten in een smalle zone tussen Subi Blanku en Tera Hundu. Naast zeer grove conglomeraten bevat deze formatie zandstenen en rode en groene schalies. In de conglomeraten komen naast fragmenten van Washikemba- en Rincongesteenten zeer vele goed afgeronde rolstenen van vreemde herkomst voor: granodiorieten, aplieten, gneisen, schisten, kwartsieten en amfibolieten. Deze conglomeraten zijn in zeer ondiep water afgezet, misschien wel ten dele op land. Zij tonen in hun samenstelling een grote overeenkomst met de gesteenten van de Midden-Curacaoformatie. Ook de zeer schaars voorkomende fossielen in de schalies van de Subi Blanku-formatie pleiten voor een min of meer gelijke ouderdom. De grofheid en textuur van de conglomeraten wijzen erop dat het landmassief dat het materiaal voor de Subi Blanku-formatie leverde zeer dicht bij het huidige Bonaire lag.

In tegenstelling tot die van Curacao vertonen de gesteenten van Bonaire weinig sporen van intensieve plooiing. De Washikembaformatie maakt de indruk een noordwest-zuidoost verlopende anticlinale te zijn, waarvan alleen de oostflank, met hellingen van 35-40graden naar het noordoosten, ontsloten is. Het ombuigen van porfierhorizonten wijst echter ook op enkele secundaire anti- en synclinalen. Aangezien de verplooiing van de Rincon- en Subi Blankugesteenten nog geringer is, kan aangenomen worden dat de Washikembaplooiing heeft plaatsgevonden in het interval tussen de afzetting van de Washikembaformatie en de Rinconformatie. Westelijk van Seru Grita Kabai is een dioritisch gesteente ontsloten, mogelijk vergelijkbaar met de intrusiegesteenten (gangen) van Curacao.

De jongere gesteenten, gedurende het Tertiair (post-Paleoceen) en Quartair afgezet, zijn vrijwel uitsluitend van kalkige aard; zij werden met een hoekverschil afgezet op de min of meer geplooide, oudere en hoofdzakelijk nietkalkige gesteenteseries. Oud-tertiaire kalksteen is schaars; de vindplaatsen zijn die van Porta Spano, Punta Blanku, Montana (oost van het Gotomeer) en van Kibni di Montana (west van Subi Blanku). Het zijn kalken van eocene ouderdom, plaatselijk rijk aan foraminiferen, terwijl ook zeeegels, gastropoda en bivalven zijn aangetroffen. Het ontbreken van terrigeen afbraakmateriaal wijst erop dat het gehele gebied van tegenwoordig Bonaire tijdens hetEoceen onder zee was gelegen. De kalken zijn na hun afzetting slechts zwak tektonisch beinvloed: de helling der lagen bedraagt maximaal 30 graden. Na het Eoceen volgde een aanzienlijk hiaat in de tertiaire successie. De eerstvolgende sedimenten zijn pas van Midden– tot Boven-Miocene ouderdom. Aangenomen wordt dat gedurende het interval het gebied boven zee heeft gelegen.

Tijdens het Midden- of Boven-Mioceen kwam het gehele gebied, met uitzondering van een klein areaal in het centrale gedeelte van huidig noordwest-Bonaire, weer onder zee te liggen. Gedurende deze vrijwel volledige onderdompeling vestigden zich rond het kleine, zoeven genoemde areaal (waar de oudere formaties uiteraard aan afbraak onderhevig waren) koraalriffen. Rifgroei heeft tot op de huidige dag plaatsgevonden. Uit het Mioceen en Plioceen is door de latere opheffing en afbraak slechts een deel van de oorspronkelijk onderzees gevormde koraalpuin-hellingafzettingen bewaard gebleven. Voorbeelden van deze, uitsluitend van noordwest Bonaire bekende, maximaal 30 graden zeewaarts hellende afzettingen zijn enkele hogere toppen langs de westkust bij Playa Frans, het hogere deel van Wasou, Montana (oost van het Gotomeer), de hoge bergwand zuidelijk van Dos Pos, Dochila, Sub’i Rincon en de hoge steilwand zuidelijk van Fontein. Deze jong-tertiaire kalken zijn secundair gedolomitiseerd en bevatten wisselende hoeveelheden terrigeen afbraakmateriaal. De jong-tertiaire afzettingen zijn door een ongelijkmatige opheffing boven zee gekomen; zonder plooiing of scheefstelling.

Gedurende het Quartair bleef de algemene tendens tot positieve, omhooggaande beweging van het gebied aanwezig. Zeespiegelfluctuatie (zie Geologie: Curacao) resulteerde in de vorming van quartaire terrassen, voornamelijk accumulatie- (aangroei) terrassen, onder invloed van koraalgroei.

Op Bonaire zijn een Hoogterras (80 tot 70m hoog), een Middenterras (gescheiden in twee gedeelten; 45 tot 25 en 25 tot 10m hoog), en een Laagterras (tot 10m hoog) aanwezig, identiek van ontwikkeling en direct correleerbaar met de drie gelijknamige terrassen van Curacao. In tegensteIIing tot de jong-tertiaire koraalpuin-hellingafzettingen vertonen de terraskalken vele fossiele koraalkolonies in groeipositie (bijvoorbeeld in de westwand van Boka Onima). Op Bonaire bereiken zowel het Middenterras als het Laagterras een uitzonderlijk grote breedte. Het verscheidene kilometers brede Middenterras tussen Subi Blanku en Bolivia heeft materiaal geleverd voor de vorming van fossiele kalkzandduinen (eolianieten) tussen Kibra di Montana, Gabilan en Colombia, westelijk van de weg Subi Blanku-Porta Spano.

De ontwikkeling van de binnenwateren van Boka Bartol, Play’i Funchi, Slagbaai, Salini’e Tam en Gotomeer is identiek aan die der binnenbaaien op Curacao (zie Geologie: Curacao). Die van Bonaire zijn echter alle van open zee gescheiden door een wal van sub-recent en recent koraalpuin.

Het Lac, een brede, ondiepe lagune aan de loefzijde van zuid-Bonaire is een recent voorbeeld van terrasvorming: langzame sedimentatie binnen een barriere-rif. Het Laagterras en een deel van het Middenterras hadden een gelijksoortige ontwikkeling.

In het zeer vlakke en lage zuidelijke deel van Bonaire bevinden zich uitgestrekte, natuurlijke zoutpannen (salinas). De oppervlakte van het hier verscheidene kilometers brede Laagterras bereikt een maximale hoogte van enkele meters boven zee. Een deel van het terrasoppervlak is beneden zeeniveau gelegen (o.a. het Pekelmeer) en wordt door een halfdoorlatende, uit koraalpuin bestaande wal van open zee gescheiden. Door de sterke indamping van het zoute water in de salinas komen gips en keukenzout, speciaal in de ondiepe randgebieden, tot uitkristallisering. Een groot gedeelte van westelijk zuid-Bonaire onderging in 1968 ingrijpende veranderingen door de constructie van moderne zoutpannen.

Zie: http://curacao-encyclopedia.com/?node=main&id=358&lang=

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *