Claudette Martijn-Reed ~ Ik was niet van plan de politiek in te gaan

september 5, 2015

Claudette

Het gesprek met James Finies werd na een uur onderbroken. Finies werd uitgenodigd om mee te praten op de radio. Dat ging uiteraard voor. We spraken af dat we elkaar de volgende dag bij het gebouw van de Eilandsraad zouden zien om verder te praten.
James Finies is het gezicht van Nos ke Boneiru bèk (NKBB), de beweging die een nieuw referendum eiste. De demonstratie, die uiteindeljk maanden duurde, bewees zijn nut. Voortdurend konden Finies en zijn medestanders hun verhaal vertellen.

Vierentwintig uur per dag zaten de mensen van NKBB op het plein. Na 222 dagen werd een akkoord gesloten met de lokale overheid. Een nieuwe peiling werd toegezegd. In december 2015 kan de bevolking zich nog een keer uitspreken over de band met Nederland. Het plein werd ontdaan van de spandoeken en affiches.

Ook die volgende dag was Finies niet aanwezig. Weer was hij uitgenodigd voor een discussie. Gelukkig is Finies niet alleen in de strijd. Drie mensen houden de wacht op het plein. Claudette Martijn-Reed ontvangt me vriendelijk.

Mevrouw Martijn vertelt over de offers die ze brengt en over de ruim honderd plannen die klaar liggen voor de toekomst.
Maandenlang zit ze dag en nacht op haar tuinstoel voor de hekken die het gebouw beschermen.
Claudette windt er geen doekjes om.
‘De regering in Nederland is vreselijk. Duivels. Wat wij nodig hebben is een stem in de wereld. Niemand luistert naar ons. Iedereen is doof. In veertig jaar is het nooit zo erg geweest.’
Bang dat de strijd zinloos is, is ze niet.
‘De bevolking is hier nu actief. Vierduizend mensen staan achter ons. Die willen een nieuw referendum. Want de meeste mensen wilden geen gedeelte van Nederland worden. We hadden Nederland nodig om ons te ondersteunen naar autonomie. De lokale politici hebben Nederland een carte blanche gegeven. En toen hebben ze via de lokale politici zombies, geesten, boze geesten ingeschilderd en ons gepresenteerd. Dat verwijten we onze politici iedere dag.’

Claudette Martijn pauzeert even en vertelt hoe ze de politiek in werd gedreven.
‘Tot tien maanden geleden was ik een gewone moeder, een oma, een vrouw voor mijn man. En een zakenvrouw. Ik was niet van plan de politiek in te gaan.
We hebben altijd gewoon gewerkt. We waren niet rijk, maar konden gewoon leven. Als de kinderen iets nodig hadden tijdens hun studie, kon dat.
Sinds 10.10.10 is alles anders. Den Haag heeft alles in handen. Ze begonnen met belastingen, met douane, en nu hebben ze alles in handen.’
Ze wijst op het bord waarop de Nederlandse aanwezigheid wordt vergeleken met de bezetting van de Krim door Rusland.
‘Ze komen met vier aanslagen tegelijk. Daar staat niets tegenover. Neem nu de uitkeringen. Die zijn duivels. Daar kun je niet van leven.
En dan roepen ze dat je huis zoveel dollar waard is. Dat schiet maar omhoog. Als je niet betaalt, pakken ze het van je af. Dus heb ik altijd alles betaald. Het lijkt alsof je een lening afbetaalt, maar dat is niet zo. Het geld is gewoon weg. Het wordt van je gestolen. Je zet alles op alles om maar te betalen, je wilt toch niet de gevangenis in?’
Ze kijkt wat hulpeloos.
‘Nu kunnen we niets meer aan de kinderen geven. We houden niets meer over. Ik heb nu niets meer. Geen dollar. En waarom? Waarom?’
Haar stem slaat over.
‘In veertig jaar is het nog nooit zo slecht geweest. Als er niets gebeurt pakken ze al onze spullen af. We hebben veertig jaar hard gewerkt. We krijgen we alleen maar bedreigingen.’
Claudette zucht diep.
‘Op een dag werd ik helemaal gek. Op die dag heb ik mijn hersenen verloren. Ik werd zo gek, wilde iedereen dood maken. Alles in de brand steken. Ik kon me niet meer concentreren. Ik was bezeten. Dat drama heeft 24 uur geduurd. Ik moest bidden. Zo kon het niet doorgaan. God luisterde en heeft gezegd dat ik mijn gaven moest gebruiken. Weet je, ik ben een goede schrijfster. God zei dat ik achter de computer moest gaan zitten en moest gaan schrijven.’
Ze schudt haar hoofd.
‘Ik ben begonnen en ik heb geschreven en geschreven. Je kunt een bevolking niet zo verarmen in vier jaar. Er is nu zoveel spanning. Er is haat. Er zijn problemen. Ik weet niet wat er gaat gebeuren, maar de revolutie komt.’
Haar wijsvinger wijst priemend in mijn richting.
‘Het had niet gehoeven. Als jullie gekomen waren om ons te helpen, was er niets aan de hand geweest. Wat hebben jullie met al dat geld gedaan? De boeken gaan nooit open. We weten niet wat jullie gestolen hebben. We weten niet wat er terugkomt. Ja, jullie bouwen een gevangenis. Voor miljoenen. Maar waar zijn de soepkeukens?’
Ze kijkt naar het gebouw waar we voor zitten.
‘Ook het lokale bestuur heeft niets voor ons gedaan. Ze hebben ons niet beschermd, niet verdedigd. Ze hebben een paar honderdduizend dollar verkwist aan het uitroeien van de ezels. Ook de geitjes zijn de dupe geworden. En waarom? Waarom? Laat die dieren met rust.’

Claudette2

‘Het is gewoon een gekkenhuis hier,’ vat ze samen, ‘een gekkenhuis. Neem de vissers. Die worden ook lastiggevallen. Wat moet je dan eten? Wat er moet gebeuren? Ik heb 115 mooie plannen geschreven. Waarvan niet een niet correct is. Dat kan ik bewijzen.’
Ze pakt haar tas. Een stapel papieren komt tevoorschijn.
‘Dit is lang niet alles. Ik zal u wijzen op wat er als eerste moet gebeuren. De RCN (Rijksdienst Caribisch Nederland) moet terug naar Den Haag. Ze zijn met duizend man uit Nederland gekomen. Al onze mensen zijn naar huis gestuurd. Er mocht maar een klein gedeelte blijven. Als onze kinderen solliciteren, worden ze niet aangenomen.’
Ze bekijkt haar papieren.
‘Ik zal u die plannen mailen. Het is wel veel. U zult zien dat we van onderaf moeten beginnen met de opbouw. Want armoede staat toch lelijk? Als je het overlaat aan de rijken en de middenstanders gaat het fout. Je moet de armen niet vergeten. Als je armen aan werk helpt, hoef je op een bepaald moment ook geen uitkeringen meer te betalen. Iedereen moet doen waar hij een passie voor heeft. Anders lukt het niet.
Maatschappelijk werk moet om te beginnen uitvinden wat iedereen zijn passie is. Wat drijft je, wat wil je? Ik noem maar een voorbeeld. Als jij het leuk vindt om shampoo te maken en lekkere zeepjes, ga je desnoods achttien uur per dag werken als je een eigen bedrijfje hebt. Je moet dus weten wat je wilt en kunt. Welke gift heeft God je gegeven?’
Weer wijst haar vinger in mijn richting.
‘Zo denken jullie niet. De tegenwoordige slavernij heet oppressie. Als jij me genoeg onderdrukt, ga ik wel doen wat jij wilt.
Zeg tegen Nederland dat we weten dat jullie ons eiland willen stelen. Bonaire is van ons. We willen helemaal niet Caribisch Nederland heten. We zijn Bonaire. We laten onze identiteit niet stelen.’

Claudette neemt even een pauze. Daarna kijkt ze me vriendelijk aan.
‘Er is een oplossing. Ik wil onze mensen vragen terug te komen uit Nederland. Help mee ons land op te bouwen. Ondertussen proberen wij onze mensen te helpen. Wij willen een nieuw referendum. We willen Bonaire terug.’
Ik vraag of ze de moed nog niet verloren heeft. Claudette antwoordt stellig.
‘Ik verlies de moed niet. Want ik geloof in God. Hij heeft alle antwoorden.’

Foto’s: Ingrid Bouws

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *