Sommige dingen moet je niet willen. De diepgewortelde behoefte om een ander op te leggen hoe de dingen moeten gaan, is daar één van. Die houding levert namelijk niet zo veel op.
In oktober 2015 verscheen het rapport ‘Vijf jaar verbonden: Bonaire, St. Eustatius en Saba en Europees Nederland’. Het rapport, vernoemd naar de voorzitter, mevrouw drs. J.W.E. Spies, maakte de balans op van de eerste vijf jaar na de keuze van de eilanden voor de status van bijzondere gemeente van Europees Nederland.
De reactie van het kabinet aan de Eerste en Tweede Kamer, bij monde van minister Plasterk, begint met een compliment voor de titel van het rapport. Verbonden, schrijft het kabinet, is goed gekozen. ‘Het kabinet voelt zich verbonden met de bewoners van de drie eilanden’. Want, hoe verschillend ook, we delen veel. ‘Door de geschiedenis, door familiebanden en door maatschappelijke, economische en culturele betrekkingen’, zijn we met elkaar verbonden.
In het slotwoord van de reactie meldt het kabinet dat het de constatering van de evaluatiecommissie onderschrijft dat tegenvallende belevingen ook te maken hebben met de grote verschillen in taal, cultuur en bestuur tussen Europees Nederland en de eilanden. En inderdaad, dat is zo.
Ik weet het, ambtelijke taal is een taal ontworpen om valkuilen te vermijden. Alles moet zo onbewogen mogelijk worden omschreven, voor je het weet worden er consequenties aan uitspraken verbonden die niet wenselijk zijn. En dus kom je ze tegen, al die woorden en zinnen die iets zeggen, maar je weet niet wat.
‘Is bereid, zal samen met, streven naar, wordt bezien, bijzondere aandacht zal worden gegeven aan’ – woorden waarbij je geen opgestroopte mouwen voor je ziet.
Er is nogal wat gebeurd in die eerste vijf jaar stelt de minister vast. Er zijn verbeteringen zichtbaar, met name voor wat betreft de zorg en het onderwijs, citeert het kabinet het rapport Spies.
Maar al op de tweede bladzijde van zijn reactie, kan minister Plasterk niet heen om één van de treurigste conclusies van het evaluatierapport: de schrijnende armoede waarmee een deel van de bevolking op de eilanden dagelijks te maken heeft. Het moet nog maar eens gezegd, er is een Nederlandse gemeente waar iemand negentig dollar per twee weken ontvangt als hij of zij van de onderstand (bijstand) afhankelijk is. Dat de kosten van levensonderhoud in die gemeente, Bonaire, bijna twintig procent hoger zijn dan in Europees Nederland, geeft de uitdrukking bijzondere gemeente voor uitkeringsgerechtigden extra kleur. Ook kun je maar beter niet bejaard zijn op het eiland, je mag de maand door zien te komen met een AOV (AOW) van $ 586.-.
Hier moet iets aan gedaan worden, vindt het kabinet. Het stelt een ‘betekenisvolle intensivering’ voor op dit gebied. Kordate woorden.
In de paragraaf over die sociaaleconomische ontwikkeling worden verschillende ideeën geopperd om bijv. de werkgelegenheid te stimuleren. Premies kunnen mogelijk wat verlaagd worden, wie weet is er belastingtechnisch nog wat te doen en is het handig om arbeidsactiverende maatregelen te bedenken. Want ja, werk is de kortste weg om uit de armoede te raken.
Zolang deze maatregelen nog niet het gewenste effect hebben, stelt de minister voor dat de onderstand volgens een nader te bepalen tijdpad naar een aan het wettelijk minimumloon – dat $ 800,- per maand bedraagt – afgeleid niveau zal worden gebracht.
Niet bepaald een uitspraak waar je morgen je boodschappen mee kunt betalen.
De mededeling dat de Rijksvertegenwoordiger nadrukkelijker zijn rol als bestuurlijke voorpost namens het kabinet in zal nemen, is illustratief voor hoe het kabinet naar de eilanden kijkt. Namens het kabinet, staat er. Is er niemand op kantoor die zo handig is om er even bij te zetten dat die functie ook omgekeerd zou kunnen werken? Dat de Rijksvertegenwoordiger ook de voorpost van de eilanden in Den Haag zou moeten zijn? Mocht dat voorpostconcept deze wens inhouden, is het advies om dat er voortaan maar even bij te vermelden.
De toon van de brieven van het kabinet laat zien dat er vanuit Europees Nederland gedacht wordt. Dat kan misschien niet anders. Maar daarmee laat de minister zien dat de diepgewortelde behoefte om een ander op te leggen hoe de dingen moeten gaan, ook zijn blik bepaalt.
De reactie van het kabinet is een gemiste kans.
Een kabinet met visie en ambitie maakt in overleg met de eilanden een stappenplan waarbij niet alleen in heldere taal afspraken vastgelegd worden, maar waarbij ook met durf de discussie over de toekomstige, gelijkwaardige relatie op de agenda wordt gezet.
Natuurlijk, gelijkwaardigheid vereist een volwassen houding en inzet van beide kanten. Het eiland moet de rug rechten en zichzelf niet alleen maar als slachtoffer zien, het moederland moet doorhebben dat het fout zit. Dan pas kun je op zoek gaan naar passende oplossingen. Ook al zullen die soms anders uitpakken dan Den Haag gewend is. Die drie bijzondere gemeenten daar in de oceaan zijn voorlopig nog onderdeel van Nederland. Of je dat nu wilt of niet.
Sommige dingen moet je willen. Het opzijzetten van de behoefte om een ander je wil op te leggen, is daar één van. Het is de eerste stap om te laten zien dat je respect hebt voor de ander.
Dat had het kabinet moeten laten zien in de reactie op het rapport van de commissie Spies. Dat moet het willen.
De Nederlanders moeten stoppen zich superieur te voelen en moeten zich per direct gaan aanpassen aan de normen en waarden van de bes eilanden…..ga zo snel mogelijk de taal leren zodat men zich kan integreren in de samenleving van deze eilanden. Ik heb dit zo veel moeten aanhoren in het moederland….dat ik mij moest aanpassen of dat ik anders maar naar mijn apenland moest terugkeren. Nou mensen de zaken zijn nu omgedraaid. …Europese Nederlander pas je aan ….leer de taal behandel de locale mensen met respect en wees blij en dankbaar dat je in dit paradijs op aarde mag wonen en dat de mensen jullie hier met open armen hebben ontvangen . No more apartheid. ….het is genoeg geweest. Laat zien dat je beschaafd bent en gedraag je als een nette gast…want dat zijn de Europese Nederlanders tenslotte en wees dankbaar oor de geboden gastvrijheid. …….Oh ja nogmaals jullie zijn niet superieur…..niet meer doen….vinden de locals niet leuk