Toevallig werd mij door den heer J.J. Debrot, eigenaar der plantage Slagbaai, op het N.-W. deel van Bonaire, gevraagd of ik voor een uitstapje daarheen zou te vinden zijn. Dat behoefde geen tweemaal te worden gevraagd, met beide handen werd het voorstel aangenomen. Onze reis, want we zouden over zee gaan, werd vastgesteld op een Zondag en ’s mornens ten 8 ure gingen wij met de ‘Aurea’, schoener van den heer Debrot, van uit Kralendijk onder zeil. Deze schoener, een flink, net vaartuig, deed zijn naam van ‘snelzeiler’ geen oneer aan; in vijf kwartier stapten wij op Slagbaai aan wal. ’t Dient gezegd, dat een stijve bries ons steeds had begunstigd.
Slagbaai is wel de grootste plantage van het eiland. Zij vormt het Noord-Westelijk gedeelte en beslaat eene oppervlakte van ruim 6000 H.A. De aanlegplaats, een niet te groote baai, is zelfs voor schepen van grooten diepgang veilig, uitgezonderd bij Westenwind. Rechts is zij begrensd door een steilen rotswand, waarop overblijfselen van een gebouw. Ouden van dagen weten te vertellen, dat daar in vroegere jaren een fort heeft gestaan en in de baai door Engelschen en Nederlanders een gevecht zou zijn geleverd, vandaar den naam Slagbaai (?!)
Door de uitgestrektheid van het terrein vindt men er zoowel bosch-, wei- als bouwgrond. Hoeveel grond er op bewerking wacht, zou ik u zelfs bij benadering niet kunnen opgeven. De boschgronden leveren Braziliehout, hardhout, constructiehout voor schepen en divi-divi. Ook hier is ’t weer de divi-divi-boom, die voordeel aanbrengt. Er kan gerekend worden op 40 à 50 ton ’s jaars uitvoer. Enkele aloë-velden wachten op bewerking. Op de weidegronden grazen klein en groot vee, meest in verwilderden staat, terwijl vijf putten voorzien in het benoodigde water.
Ten naastenbij wordt het getal geiten geschat op 6000, dat der schapen op 1000, dat der koeien op 80, terwijl een 20-tal paarden en pl. m. 1000 ezels dit lijstje volmaken. Het eenige voordeel, dat hiervan wordt getrokken, is de verkoop van geiten en enkele schapen.
De landbouw wordt op de plantage uitgeoefend door de enkele opzichters en vaste werkers, die bij oogst de maisstokken aan den eigenaar moeten afgeven. De zoutpannen, die men op Slagbaai vindt, zijn van jongeren datum. Zoowat een 6 H.A. zijn in pannen, ik geloof een 6-tal, omgezet. Heel wat meer grond leent zich tot zoutpan, doch daar de tegenwoordige productie reeds ruim voldoende is, worden er niet meer aangelegd. De jaarlijksche opbrengst bedraagt pl. m. 35.000 vaten. ’t Zout is grof en zwaar. De pannen worden gevoed door een pekelmeer, een binnenwater en daar de pannen nog al ver van de ladingsplaats af liggen, is een kanaal gegraven, om de noodige hoeveelheid in groote booten dicht bij den steiger te kunnen brengen, van waar ze verder met karretjes op spoor in de zoutbooten ter verscheping wordt gelost. De niet benoodigde hoeveelheid wordt tijdelijk op een houten plat opgestapeld.
De geheele uitvoer van de plantage Slagbaai bedroeg over het jaar 1904: 6869 zakken houtskool, 25.846 vaten zout, 69.000 bossen brandhout, 1000 K.G. hardhout, 17.872 K.G. divi-divi, 3193 vaten geitenmest, 1043 geiten, 826 geitenvellen enz.
Na de wandeling wat uitgerust en het schoenertje opgezocht, dat ons bij zevenen weer in Kralendijk bracht. Hierbij mijn dank aan den heer Debrot voor zijn aangenaam reisje, zijne gastvrijheid en zijn inlichtingen.
Steunt eigen handel en nijverheid!