Ikki remt af.
‘Kijk, zie je die indiaan aan de gevel hangen? De inwoners hebben hier als eerbetoon aan de eerste bewoners op hun huis een indiaan geplaatst.’
Hij wijst naar een blauw huisje.
‘En kijk ook maar naar de straatnamen.’
Arawak, Caquetío, maar ook Apache en Comanche lees ik op de bordjes.
‘Kijk, daar hangt nog eentje. Maak maar een foto. Zo houden we de geschiedenis levend.’
Als ik weer in de auto zit, vraagt Ikki.
‘Weet je waar de naam van het eiland vandaan komt?’
Ik schud mijn hoofd.
‘Er zijn verschillende verhalen’, vertelt Ikki, ‘er zijn mensen die denken dat de naam van het Caribische woord Banare komt, dat laagland betekent. De Arawak indianen kwamen uit de bergen en zij vonden het hier maar vlak. Anderen zeggen dat de indianen het eiland Boy Nayre noemden, dat het huis van de zilveren slang betekent. Er was een Indiaanse oppergod die de vorm van een zilveren slang had en die een zoon had die Boy Nayil heette. De Spanjaarden maakten daar Boynay van.’
Ikki wijst op een boom met dikke, ronde takken met een merkwaardige roze kleur.
‘Deze boom noemen we de boom van de blanken’, zegt hij, ‘eerst is ie wit, daarna wordt ie roze. Net als de toeristen die hier vakantie komen houden.’