Niet alleen de begroeting van Larry Gerharts is hartelijk, de acht maanden oude pup is minstens zo enthousiast. Haar twee ouders scharrelen door de koele keuken als wij op het terras plaatsnemen. De puppy stort zich vrolijk op het bezoek. Het botje dat ze meesjouwt wordt aan mijn voeten gelegd.
‘Mijn ene opa stamde af van een slaaf die zich vrijgekocht heeft. Daar heb ik een notariële akte van kunnen achterhalen. Ik had een witte opa en een donkere. Die donkere was zo donker als een flesje Amstel. Oma was blank. Blauwe ogen. Maar ze sprak bijna geen woord Nederlands. Ze was de dochter van een loods van de zoutpannen. Opa zou pastoor worden. Hij ging naar Nederland, maar moest terugkomen door astma. Hij sprak vijf, zes talen. Het was een charmeur. En een goede denker. Later is hij maintenance manager geworden op de raffinaderij op Curaçao. Hij heeft mijn andere opa geholpen met het opzetten van het bedrijf.
Zo zijn de families bij elkaar gekomen. En worden mensen, ja, ik wil niet zeggen, uitgehuwelijkt, maar zo komen mijn vader en moeder elkaar tegen en trouwen. Vier kinderen krijgen ze. Drie zusjes en een zoon. Dat ben ik.
Mijn witte opa werd via de KNSM als boekhouder naar Curaçao, Aruba en Bonaire uitgezonden. Eigenlijk om boeven te vangen. Het was een soort uit de hand gelopen paradijs. Zijn memoires zijn er nog. Als je die leest komen die tijden terug en ruik je de rumlucht van de vieze raffinaderij. Toentertijd een lucht van de vooruitgang, van welvaart. Je ziet de lachende dames van lichte zeden op de kades van Willemstad drentelen.’
Puppy wil meer aandacht, probeert het botje op mijn schoen te leggen. Wat niet lukt.
‘Eerst ging ik naar de lagere school bij de fraters. Elke frater had een vak. Daar kon je veel van leren. De kinderen die minder goed konden leren, gingen naar de ambachtsschool of de huishoudschool. Er was altijd werk. Er was een sterke sociale controle.
Maar er was ook veel armoede. Als je mensen foto’s uit die tijd laat zien, roepen ze, wat mooi en romantisch. Maar het was keihard. Ik weet nog dat we zonder water zaten. Er stonden altijd twee grote bakken opgevangen regenwater op het vuur. Dat vinden we nu niet normaal.
Ik heb de tijd nog gekend dat er geen televisie was. Het was een tijd dat je leefde van de zee. Zonder ijskast. Luxe was er niet. Door die slechte situatie had je een band, was er sociale controle. Dat ging heel natuurlijk. Het was gewoon dat je een kind opnam in je familie als de oorspronkelijke moeder het niet aankon. Dat is nog steeds zo hoor, dat ouders zorgen voor kinderen van anderen.’
‘Ik ging naar de fraterschool. In de zesde klas moest je een testje doen om te zien of je naar het athenaeum of gymnasium kon. Mijn zusje zat al een jaar op Curaçao op het gymnasium. Ik ging samen met mijn zus naar Nederland. Naar Zeist. Ik was 12 jaar en mijn zusje 13, 14. Ik ging naar het jongensinternaat. Daar kwam je dus tussen 80 jongens terecht. Mijn Nederlands was toch zeer beperkt ontdekte ik daar. Ik had geen idee waar ik in terechtkwam. Ik had geen beeld van Nederland. Behalve dat ik een keer op vakantie was geweest in Alkmaar. Die mensen maakten kaasbollen en hadden gigantische beesten die koeien heetten. Daar kwam melk uit. Ik had er geen weet van. We hadden werkelijk geen idee van Nederland.’
‘Op de lagere school had ik les in het Nederlands. Men was heel strikt. Als ze je op het schoolplein betrapten als je Papiaments sprak, kreeg je slaag. Je moest Nederlands spreken. Moeten helpt wel, het is een stok achter de deur.
Op dit moment is vijfentwintig procent van de bewoners hier laaggeletterd. Dat is veel. En het geeft veel problemen. Het is moeilijk communiceren.
Je ziet dat mensen iemand die met een krant onder de arm loopt, vragen om een brief te lezen. Zo van, ik heb mijn bril niet bij me. Heel triest, hoor. In mijn eigen bedrijf kom ik het ook tegen. Ga ik mee naar een zoutboot omdat iemand ziek was. Ik nam de tweede en derde man mee naar dat schip. Ik had de akte van inklaring, we klimmen aan boord en bespreken met de kapitein het hoe en wat. Daarna zeg ik tegen die jongen, vul jij het maar verder in, zijn we zo klaar. Hij kijkt me een beetje daas aan en op dat moment besef ik dat hij niet kan lezen en schrijven. Kom je na twintig jaar achter.’
‘Dat is ook waarom ik de 10.10.10 mijlpaal zo belangrijk vind. Laten we de verantwoordelijkheid nemen, natuurlijk samen met Nederland, om een echte basis te leggen. Een fundament, zodat we vijftig jaar achterstand weg kunnen werken.
Kijk naar Friesland, daar is ook tweetalig onderwijs. Je moet heel vroeg beginnen, vooral met communicatie. Dat kun je leren met spelletjes en dergelijke en dat mag best in het Papiaments. Maar de instructietaal op school zou toch Nederlands moeten zijn. Of Engels. Dat kan niet het Papiaments zijn, krijg je de hele wereld tegen je. Dan weet je zeker dat je met tien-nul achterstaat. Je verliest de wedstrijd.’
‘Het is zo belangrijk om die achterstand weg te werken. Ik ben nu met de Rotary hard bezig om dat erin te rammen. Het kost heel veel geld, maar dat interesseert mij geen donder.
Er wordt wel geluisterd zo langzamerhand. We houden ons ook bezig met voedselverstrekking. Dat is ook een van mijn oude ideeën. We begonnen met zo’n veertig kindertjes. Dat kostte 1,42 gulden per kind. Nu, na acht jaar, krijgen driehonderdzoveel kinderen eten op school. De overheid werkt er nu ook aan mee.’
‘Het probleem is erkend. Het werd lang weggewuifd. Tot een paar jaar geleden wilde Nederland het probleem niet onder ogen zien. Dat vond ik vreselijk. Zeg nu waar het op staat. Begin nou bij het fundament.
Ergens is er iets ontspoord. Of zijn we in een illusie van het kapitalisme gedraaid. Vroeger was het niet zo. Vroeger hielp je elkaar. We zijn uit elkaar gegroeid.
Er zijn daarnaast een paar boeven met drugs hier binnengekomen, de gemeenschap is daardoor ontspoord. Dat is in Europees Nederland ook zo vind ik eigenlijk. Bij jullie praten de buren ook niet meer met elkaar. Je vindt het nog in de noordelijke provincies. Die kleine gemeenschappen, met de kerk, de kroeg. Daar praten mensen nog met elkaar. Dat gaat meer en meer verloren. Dat vind ik jammer. Want het zijn de grote waarden. Die zijn belangrijk. Nu neemt iedereen alles maar for granted.’
‘Het gaat om de kindertjes. Waar we op moeten letten is dat ze meer wiskunde in hun pakket hebben, de nullen en eentjes, voor de automatisering heel belangrijk. Alles draait om enen en nullen, daar moet het onderwijs om draaien. Daarmee kom je vooruit. Daarmee creëer je een kenniseconomie.’
Hij glimlacht.
‘Nou, vooruit, één op de honderdduizend mag iets met kunst of iets sociaals doen.’
Pup duwt haar neus in mijn hand.
‘We hebben een tekort aan leraren. De goeden worden weggekocht en vertrekken naar Nederland. Daar krijgen ze twee keer zoveel salaris, Ze missen het eiland wel, maar daar krijgen ze zo veel kansen. Een slimme Fries vertrekt ook naar andere oorden, die blijft ook niet hangen.
Als er weinig keuze is, moet je investeren in de hardware. Faciliteren, waardoor de leraar of lerares met plezier aan de slag gaat. Het kind krijgt een wijdere blik. Leg het accent op wiskunde, op informatica. Zodat ze een kans hebben.
Ook daarom moeten we met alles op automatisering inzetten. Door communicatieve middelen zoals smartboards te gebruiken. Alles om het interessant te houden voor de kinderen, zodat ze een visie op buiten ontwikkelen. Een kind is een spons, makkelijk te vormen.
Daarnaast mist hier de gewone ambachtsschool, de gewone huishoudschool. Gewoon met die naam erop. Zodat het duidelijk is voor de mensen. Al die afkortingen zeggen niks.’
‘Scholing kunnen wij heel makkelijk verbeteren, gewoon door budgettering per uur. Als je een crèche hebt, moet je aan bepaalde eisen voldoen. Het gordijn moet niet dicht, de airco niet uit om ze een uurtje te laten slapen. Je moet ze bezighouden. Voorlezen. Desnoods in het Papiaments. Maar leer die kinderen iets.’
Gerharts onderbreekt zichzelf.
‘Al begint de ellende direct. Je krijgt direct problemen. Je hebt kinderen uit Santo Domingo, Columbia, Venezuela, allemaal latino’s die alleen maar Spaans spreken. Voor je het weet spat het uit elkaar en komen er kinderen op de lagere school die het Aap Noot Mies niet kennen. En weet de onderwijzer van de Scholengemeenschap Bonaire (SGB) zich er ook geen raad mee.
Tegen de tijd dat ze zestien zijn, zijn ze laaggeletterd. Vijftig procent zal nooit een baan krijgen. Zij krijgen geen kans. Dan is het niet ondenkbaar dat deze mensen in de criminaliteit terechtkomen. Vijftig procent van die groep vervalt tot zware criminaliteit.’
Gerharts pakt een bierviltje.
‘Ik zal je het voorrekenen, 198 gulden, dus zo’n honderd dollar per dag kost het om ze hier vast te houden in de gevangenis. Als ik dat geld heb en we gaan per uur rekenen, bijvoorbeeld 10 tot 7 dollar per uur om ze te laten voorlezen en dat soort zaken. Dat is een hele goede investering en bereiken we meer. Daarom ben ik ook met dat ontbijt begonnen. Als we dat volhouden, zul je zien dat die steentjes, het fundament neerleggen. Als je dat nu niet doet, heb je over tien jaar mensen die een pistool tegen je hoofd zetten.’
Hij kijkt op.
‘Er wordt zo langzamerhand wel geluisterd. Zowel door het bestuur als door Nederland. Al loop je wel tegen allerlei zaken aan die me verbazen. Heb je een plan, komt Nederland onmiddellijk met een verbeterplan. En een verbeterplan bovenop dat verbeterplan. Je moet het praktisch houden.’
Gerharts kijkt me aan.
‘Ik heb daar een dingetje voor. Ik zeg tegen mensen, probeer nou eens te voorspellen. Voorspellen dwingt je namelijk om op heel dun ijs te lopen. In mijn vak moet je voorspellen. Hoeveel stoelen worden bezet, hoeveel auto’s worden verhuurd? Naarmate je dichter op het vertrek of op de dag zelf zit, is het makkelijker te voorspellen hoeveel mensen, bagage, gewicht enzovoorts allemaal aan boord komt. Daar heb je zo weinig aan, want om te kunnen corrigeren, extra bij te kopen, dus actie te ondernemen, moet je tien of twintig dagen van tevoren signaleren wat nodig is. Dus ik dwing je eerder te voorspellen. Dat is dun ijs. Het heeft wel de grootste waarde. Want daar zit een compromis, daar vind je een soort gemiddelde. Ik zeg erbij tegen de mensen, zo is het leven. We moeten vooruit, je moet niet altijd achteruit kijken en alles napraten.’
‘Natuurlijk gaat het wel eens fout. Maar zo heb je ook leren lopen. Nederland geeft je geen ruimte, praat alles grijs. Daar word je weleens doodmoe van. Er zijn wat regeltjes en wetjes, hoor.
Ik heb ze gezien hier die wetmakertjes. Weet je hoe slim ze zijn? Jonge mensen, scherp, prachtig. Ik zeg tegen iedereen, je kunt beter heel stil blijven, goed luisteren. Want dit is zo slim, daar kom je niet bij, he? Daar kan niemand je bij helpen. Het is een aparte module bij de overheid in Nederland. Je hebt die tv-serie ‘Yes Minister’, zo is het een beetje. De staf runt het geheel. En legt niet goed uit wat er gebeurt en waarom.
Neem de vastgoedbelasting, dat was iets raars voor ons. Het is mijn eigen eiland en daarvoor moet ik betalen? Daarover heb je nog geen gevoel ontwikkeld. Je begrijpt het van een kant wel, hoor.’
‘In die lawine van informatie voor 10.10.10 is veel onduidelijk gebleven. We kregen vliegtuig na vliegtuig vol met ambtenaren en laptops. Het is niet overdacht gegaan. Het is nooit echt genoemd, maar we zijn gewoon gedumpt.
Het zit hem ook in de taal. Ze vertellen iets en je vraagt je direct af hoe het nu nu precies zit. Ook toen ik de stukken opzocht over wat er op mijn werkterrein moest gebeuren, las ik een taal waar geen touw aan vast te knopen is.’
Gerharts haalt zijn schouders op.
‘De verhouding met Nederland is echt heel slecht. Het is allemaal te snel gegaan. Het mooiste bewijs daarvoor is die datum. Als je in een veranderingsproces zit en en je kiest de datum 10.10.10, heb je een mooie gimmick. Dat is mooi als je tandpasta verkoopt. Maar dat heeft niets te maken met de werkelijkheid.
Als je dingen wilt doen, iets wilt veranderen, gaat het heel anders. Als je zeker weet hoeveel koffers in de bagagecontainer passen, kun je het loslaten. Maar neem niet de houding aan van, zoek het maar uit, we laten een blik studenten los op die bagagecontainer. Dat gaat niet.’
Puppy scharrelt even naar de keuken. Zo nu en dan kijkt ze achterom om te controleren of het bezoek wel blijft.
‘Er zijn ook verbeteringen, hoor. Neem de zorg. Het plan van minister Plasterk om de specialismen over de eilanden te verdelen, is verstandig. Natuurlijk, wat is dat voor knettergeks, dat je helemaal naar Colombia of Nederland moet voor een behandeling. Het is een kwestie van plannen.
Al loop je ook direct tegen een ander probleem aan. Bonaire gaat veel te snel. Curaçao blijft achter. Ook Aruba wil wat, maar die hebben hun budget al tig keer overschreden. En toch roept de een, ik wil dit en de ander roept hetzelfde. Zo krijg je dat uiteindelijk niemand iets krijgt. En dat heeft veel gevolgen.’
Puppy komt weer terug. Ze zit rechtop. Kijkt me aan.
Is het ondernemersklimaat veranderd na 10.10.10?
‘Vroeger had het vergunningenbeleid zo zijn voor- en nadelen. Maar een beperkt aantal mensen kreeg een vergunning voor een bepaalde bedrijfstak. Anders vermoord je de handel. Je ging daardoor sneller samenwerken. Een cluster vormen, kon je wat met elkaar ondernemen. Je had zodoende meer vuistkracht.
Nu kan jan en alleman van alles beginnen. Maar vaak zijn dat mensen die heel zwak staan. Je hebt een goed businessplan nodig, een beetje goede reputatie en opleiding. Nu zie je bijvoorbeeld een geweldige groei aan kleine busjes met keukentjes, met die kleine snackjes. Het zijn er veel te veel. Met als gevolg dat er vorig jaar of het jaar daarvoor binnen een maand zes restaurants kapotgingen. Dat zijn dingen die vroeger niet zo gauw konden gebeuren omdat er minder vergunningen werden gegeven.’
Wat gaat Gerharts doen als hij de baas wordt?
‘Ik zou het voor boeven hier heel moeilijk maken. Want je weet dat we niet voldoende politie hebben. Die gewone witwassers, die klootzakken die hier zitten, moet je veel beter controleren.
Ik vraag me af of dat in Nederland goed gecontroleerd wordt. Er moet actie komen. We moeten wat doen. Want Duitsland, Frankrijk, iedereen kijkt toch naar Nederland. Hashfabrieken, cocaïnecentra, heroïne en weet ik veel welke centra in de wereld, you got it, eerste prijs.’
‘Toen we vroeger geen geld hadden, hadden we 15 agenten. Die runden het hele eiland. Die wisten wel van ondervragen hoor, dat voel je. Zo was het vroeger ook in die kleine dorpen. Dat kan nu niet meer, en dit kan niet meer.
De advocaten werden rijker en de boeven slimmer en dus krijg je een heel onzeker gedoe. Ik heb ook voor cameratoezicht gepleit. Kun je alles in kaart brengen. Ben je twee of drie keer in overtreding, heb je de volgende tien jaar een enkelbandje. En ik wil precies weten waar je bent, wat je eet, waar je slaapt. Je moet verplicht bepaalde opleidingen doen zodat je weer in de maatschappij kunt functioneren. Als je dat niet doet, laat je ze los en verlies je het fundament.
Dat moet toch een keer ophouden. We hebben hier onvoldoende daadkracht om het aan te pakken. Drugs zijn relatief een groot probleem. Het is het begin van de ellende. Het is hier hartstikke goedkoop. De meeste misdaad is drugsgerelateerd. Zo’n dealertje kan in zo’n hele kleine gemeenschap meteen hele families kapotmaken natuurlijk. Heb je zo iemand uit zijn huis getrapt, zit ie daar. Hij moet elke dag eten, hij moet elke dag jatten. Dat jatten gaat met een mes of een pistool. Dat is triest.’
‘We hebben hier een agent gehad, die forensisch onderzoek deed, een van de beste van Nederland. Op een gegeven moment werd hij teruggeroepen naar Nederland. Wat die vent niet allemaal opgelost heeft. Dat was geweldig. En zo zijn er meer van die specialisten, die heb je hier niet. Daarom moet je onder een soort paraplu vallen. Dat zou positief zijn, als ik Nederland kan bellen voor hulp als het nodig is.’
Gerharts haalt nog een drankje. Pup aarzelt of ze mee zal lopen, maar besluit toch maar mijn aandacht te vragen.
‘Een deel van de nieuwe bewoners is arm. Beide ouders werken en dan zie je weer de verwaarlozing van de kinderen. Zie je weer dat het fundament wankelt. Als je dat zo laat gaan, er niet bovenop gaat zitten, gaat het fout en ben je ze kwijt.’
‘Nee, we hebben geen verlichte dictatuur nodig, ik zou het een zakenkabinet noemen. Dat is netter. Maar je moet af en toe gewoon doorrammen om alles op te schonen. We kunnen elkaar wel iedere keer aankijken en vragen wie wat zal doen. Forget it, laat Nederland het de komende vijf jaar helemaal doen. Zet die trein op de rails, laat het lopen, af en toe remmen of gasgeven, de boel onderhouden.’
Dat wijst op vertrouwen in Nederland.
‘Dat heb ik. Mensen zeggen, we willen terug. Maar terug naar wie, wie gaat je helpen? Niemand.’
Gerharts wijst in de richting van het centrum van Kralendijk.
‘Die demonstranten bij het gebouw van de Eilandsraad zijn alleen maar bezig met de mensenrechten. Ze zoeken het steeds hogerop en hogerop. Dit is niet goed, dat is niet goed. En altijd komt weer die frustratie naar voren, over de slavernij, over de blanke. Ik denk, we leven vooruit, niet achteruit.’
Pup besluit nog een keer om mijn blik te vangen. Ze zet nu een voorpoot op mijn schoen. ‘Gelukkig was de Gezaghebber verstandig, hij vond dat je ze daar moest laten zitten toen er bezwaar werd gemaakt tegen die demonstranten. Het is hier een vrij land. Je mag protesteren. Ik denk dan, man, man, ga toch weg van die plek. Ga biertjes verkopen bij de cruiseships. Maar nee, het is van human rights, United Nations, Rotary, tirannen, het brein dat erachter zit, conspiracy, alles. Net of we het allemaal bedacht hebben.’
‘Ik probeer mensen altijd voor te houden dat het vroeger niet beter was. Dat hoor je zo vaak. Maar waarom denk je dat? Je was jonger, je voelde je beter. Het was niet zo gezellig en romantisch. Er was armoede. Alles. En moet je eens naar de gemiddelde leeftijd kijken.’
‘Je moet toch een beetje een verharding hebben om elkaar te respecteren en een band te creëren. Ik ben een internaatjongen, daar ben ik ontgroend. Waarom word je ontgroend? Om een band te krijgen. Die band verlies je nooit meer. Daarmee wordt 1+1 = 3. We kunnen gouden eentweetjes maken, we kunnen dit, we kunnen dat.’
Er zijn kansen voor het eiland mag ik hieruit concluderen. Maar neemt Europees Nederland het wel serieus?
‘Ik denk het niet, helemaal niet. Ik denk dat als ze hier naartoe gaan, ze bij elkaar gaan zitten en het toneelspel even voorbereiden. Ze weten precies de karakters. Ze weten precies waar het over gaat. Kleine wensjes, een miljoentje hier, vijf miljoen daar. Ach dat bestuurskantoor, dat maak ik voor je in orde, dat renoveer ik even.’
Gerharts haalt zijn schouders op.
‘Dat is dan een bezoekje geweest. Een biertje, ach, dat doe ik even voor je. Waar halen we het geld weg? Bij die paar bejaarden of kinderen. Het heeft nog steeds iets van een paar spiegeltjes en kraaltjes. Die kleine tips die je toegeworpen krijgt.’
‘Het is hier nog niet volwassen, dat kan ook niet. We zitten nog in de Calimero-eierschil. Het kind is nog niet zover. We zijn overrompeld.
Als een situatie moet veranderen, kun je dat langzaam doen of snel. We hebben het nu snel gedaan en dat overrompelt mensen. Wat gaat iemand zeggen die de verandering niet bij kan benen? Zorg voor onze natuur, voor onze cultuur. Hij probeert vast te houden aan oude dingen, aan de gewoontes die we nu eenmaal hebben.’
Gerharts kijkt naar zijn glas. Pup is ondertussen in slaap gevallen.
‘Het is nu bijna vijf jaar bezig, Het is niet voorbedacht en niet overdacht, van beide kanten niet. Ik denk dat het met de beste wil is gebeurd, je kunt het ook niet anders doen volgens mij.
Maar wel hadden ze veel eerder in moeten grijpen bij die prijsverhogingen die er kwamen bijvoorbeeld. Bied hulp, kijk naar de onderstand, ga de bejaarden asjeblieft helpen. Zorg voor de mensen die echt niet zelf kunnen. De oude mensen hebben geholpen om dit eiland te maken zoals het is. Zij zijn echt failliet. We hebben geen vangnetjes zoals bij jullie.’
Europees Nederland heeft een aantal zaken niet goed ingeschat?
‘Ik denk dat zij dachten, we gaan dit met een paar kraaltjes en spiegeltjes even afmaken. Maar het is complex. Heel complex.
Ik ben wel aan het infiltreren. Rebellie is soms het beste wapen. Dus ik zeg, oké, hardstikke goed, je hebt gelijk. Wanneer kan ik je weer spreken? Als die of die klas een mooi smartboard moet hebben, waar de kinderen veel van leren, waarom hangt dat nog niet in die andere klassen? Kijk voor mij is een verbeterplan zoiets: je stapt in de auto, gaat naar die Indiër en koopt zo’n ding. Over een uur hangt dat ding er. Hoeveel verbeterplannen heb je daarvoor nodig? Je moet praktisch blijven. Dat is mijn manier van infiltreren, je moet een beetje jagen.’
‘Het eiland moet zich niet alleen richten op toerisme, zoutwinning, enzovoorts. Dat ben ik al voorbij. We moeten goed rondkijken. Het accent moet op IT liggen. Met die telefoontjes kun je zoveel doen. Het is geweldig spul. Daar kun je kinderen mee lokken. Op een gegeven moment zien ze het en schieten ze omhoog. Krijg je een kenniseconomie. En kun je bijvoorbeeld overstappen op intensieve landbouw. In die richting moet je het zoeken, hydrocultuur en andere slimme vondsten.’
‘Dat geldt ook voor energie. Leuk hoor, dertien molentjes, maar dat is mickey mousedenken. We hebben overal water. Maak daar gebruik van. Je hebt die koudwatertechniek. Dat is complex. Maar je kunt er zo veel meedoen.
Neem nu de hydrocultuur. Ga automatiseren. Pak tomaten, zorg ervoor dat je kunt exporteren. We werken hier nog heel ouderwets. Verander, dan kun je de concurrentie met Venezuela, Curaçao en Aruba aan.
Mijn grootvader heeft het gedaan. Als je het boek leest over de man word je moe, Wat heeft die man idioot veel gedaan. Grootvader exporteerde groente en fruit van Bonaire. Dus het kan, alleen het was een andere tijd, toen kon je nog met cheap labor werken. Nu moet je echt slim worden.’
Gerharts lacht.
‘Ik heb iets met de zee. Niet alleen wat de mogelijkheden voor energie betreft. We vissen nog op een manier die we vijftig, honderd jaar geleden al gebruikten. Dat kan anders. Maak gebruik van die tankers die hier soms een week liggen te wachten. Die schepen zijn helemaal verlicht door die piraterij bij Somalië. Door dat licht komt het plankton omhoog. Op zo’n kolom zitten kleine visjes en inktvisjes. Daarop zit tonijn. Dus bootjes erheen en je kunt gewoon scheppen.
Het is moeilijk om dit soort dingen te veranderen. Iedereen denkt alleen maar aan zichzelf. Ikke, ikke, ikke. Je zou die koppen wel tegen elkaar willen slaan.’
Gerharts is even stil.
‘Ik heb die vissers gewaarschuwd. Jongens, het is het moeilijkst om je te verenigen. Want ik begrijp je boot is hetzelfde als je auto. En die zee, alle vissen zijn voor jou. Zeggen ze allemaal, ja, zo is het. Zeg ik weer, wil je iets bereiken, bijvoorbeeld subsidie aanvragen, zul je moeten samenwerken.
Ik dacht bij mezelf, stel dat er morgen geen tankers meer zijn, dan kun je dingen toch nabouwen? Of je gaat bedelen bij Curaçao. Al die drugsboten die ze daar pakken, die nemen we over. Zet twee, drie van die dingen bij elkaar. Een generator erop, heb je licht. Hoef je ook niet zo ver uit de kust te liggen. We zetten ze op vijf mijl bijvoorbeeld, kan iedereen vissen. Verlies je ook geen tijd meer met zoeken.’
U bent zo te horen naast alle overwegingen wel opgewekt over de toekomst van het eiland.
‘Jazeker, we hebben nu zo’n 50 jaar achter de rug. We zijn net vijf jaar bezig met een totaal nieuw leven, dat is even wennen. Maar het gaat goed. De scholen zijn er. Medisch is er veel verbeterd.
We hebben mogelijkheden voor toegang tot financiering, wat we vroeger niet hadden. We kunnen met landbouw en veeteelt dingen doen, we kunnen wat investeren.
We moeten nog een grote kans aanpakken. De haven, die moeten we goed in elkaar zetten. Er een goede overslaghaven van maken.
Dat geldt ook voor het vliegverkeer. Ik wil dat we de crossroad worden tussen Zuid-, Midden- en Noord-Amerika. We moeten ons op kleinere vliegvelden richten in verband met de kosten. Ga dat eens testen. Ga het gewoon doen. Net als met de scheepvaart, dat moet je ook ontregelen, want dat monopoliseren is een drama.
Ja, het gaat goed. We kunnen met kapitaalinjecties van Nederland of met TNO of met Nederlandse ondernemers grote dingen opzetten.’
Pup ligt gestrekt met zijn koppie op de punt van mijn schoen.
Gerharts zwaait naar een dame. De volgende afspraak. Hij wenkt. Gerharts kijkt me aan en geeft nog als laatste boodschap:
‘Waar het nu eerst om gaat is wel duidelijk. We moeten veel tijd en energie steken in de kindertjes. We moeten de laaggeletterdheid aanpakken. Dat moet de wereld uit. Ik praat over de next ten years.’
Pup wandelt mee naar het tuinhek. Als ik haar een aai ten afscheid geef, kijkt ze me droevig aan. Even maar. Ze holt de tuin weer in, pakt het bot en draaft opgewekt naar het nieuwe bezoek.
Foto’s: Ingrid Bouws