Tussen No tog en Ja, maar …

november 24, 2015
Abilio Martis

Abilio Martis

Abilio Martis schudt zijn hoofd. ‘Niemand kan mij helpen’, zegt hij met zachte stem, ‘alleen God. Hij had een plan met mij.’
Abilio kijkt naar buiten. We zeggen een paar minuten niks. Zijn ogen vertellen verder.

‘s Avonds beland ik in een discussie over het komende referendum op het eiland.
‘Wat zou u stemmen?’, vraagt een opgewekte jonge vrouw.
Ik zeg dat ik de buitenstaander ben die alleen maar komt kijken en praten. Dat dat mijn rol is.
‘Maar als u ons allemaal zo hoort, wat denkt u dan?’, zet ze door.

Op 18 december a.s. gaat de bevolking van Ikki’s eiland weer naar de stembus. In een referendum wordt aan de kiesgerechtigden deze vraag voorgelegd.
‘Bent u het eens met de invulling die is gegeven aan de directe band met Nederland?’
De kiezer mag kiezen uit:
A. Ja
B. Nee

Dat vijf jaar na de keuze om een bijzondere gemeente van Nederland te worden, een nieuwe peiling moet worden gehouden, zegt dat niet iedereen tevreden is over de invulling van die band. Het is niet gebruikelijk om blijde mensen te vragen of men blij is.

Democratie heeft ook haar aardige kanten. Er wordt druk gediscussieerd over het referendum en daaruit kun je concluderen dat de toekomst van het eiland een hoop mensen bezighoudt.
De Ja-stemmer gaat ervan uit dat het eiland nu en in de toekomst niet zonder het moederland zal kunnen. Vanuit dat pragmatische standpunt wordt gezocht naar een constructieve houding tegenover Europees Nederland. Wat opvalt is dat bijna alle Ja-stemmers die ik sprak er tegelijk op wijzen dat een Ja, niet betekent dat alles naar wens verloopt. ‘’Ja, maar’ was beter geweest’, zei een mevrouw.
De Nee-stemmers zijn ontevreden over de rol van het moederland. Zij vinden dat het eiland en haar bewoners in de steek zijn gelaten, overvallen zijn door een tsunami van wetten en regels, en dat het eigene van het eiland verloren is gegaan. Wat opvalt is dat veel Nee-stemmers erop wijzen dat een Nee niet betekent dat alle banden met Nederland met ingang van de volgende ochtend verbroken moeten worden.

‘Maar als u ons allemaal zo hoort, wat denkt u dan?’
Er zijn dagen dat ik mijn pen graag in gif zou dopen om in vloeiende zinnen de lokale bestuurders op Ikki’s eiland te beschrijven als belangenbehartigers pur sang. En dan hebben we het niet over het algemene belang dat ze dienen. Zou ik diepe krassen in het papier etsen om te beschrijven hoe deze vertegenwoordigers de mensen met kennis van zaken buiten de deur weten te houden. Zou ik mijn pen in vitriool willen dopen om de her en der onbegrijpelijke houding van Den Haag te beschrijven. Bijtend zou ik van voorvallen willen vertellen die een redelijk mens niet voor mogelijk houdt. Zou ik aan de Haagse poorten op zijn minst tien stellingen willen spijkeren.

Er zijn dagen dat ik mijn pen zou willen dopen in schoolmeesterinkt om even uit te leggen hoe het allemaal ook zou kunnen als we een beetje vriendelijk met elkaar omgaan.
Er zijn dagen dat ik mijn pen in domineesinkt zou willen dopen om de samenleving uit de woestijn te leiden. Geen zee is mij te hoog. Voor alles is de oplossing nabij.
Van die dagen.
Op de dagen van gif en vitriool zou ik Nee stemmen, op die milde schoolmeesterachtige domineedagen Ja.

‘Wat zou u stemmen?’, vroeg die opgewekte jonge vrouw.
‘Ik ben de de buitenstaander die alleen maar komt kijken en praten’, zei ik en dacht het handig op te lossen door met een veel gebruikt citaat af te ronden. ‘Het leven heeft me veel geleerd,’ zegt de oue sok, schrijft Nescio.’
Ze keek me aan en zei: ‘Maar hij eindigt met ‘Het leven heeft mij, Goddank, bijna niets geleerd’.’

Ik ben weer thuis. Ik kijk naar de foto van Abilio en doop de pen in het potje met zwarte inkt. Gewoon zoals altijd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *