‘Natuurlijk’, antwoordt de oudere dame als ik vraag of ik even bij haar mag komen zitten.
Het is druk op Kaya Korona. En het is warm. Ik heb nog een half uur voor ik op de afspraak hier vlakbij moet zijn.
We kletsen over de droogte die nu al maanden aanhoudt en over haar kleinkind waar ze op wacht.
‘Ik pas iedere donderdag op’, vertelt ze, ‘daar heb ik een hoop plezier aan.’
Aan haar lofzang te horen is haar kleinzoon een opgewekte peuter.
‘Het is toch prettig als je ziet dat het goed gaat met je kleinkind’, stelt ze vast, ‘maar dat had ik ook verwacht. hoor. Mijn dochter is een lieve moeder.’
‘En de vader doet ook zijn best’, voegt ze er lachend aan toe.
Op de achterkant van de donkerblauwe pick up is een sticker No tog? te lezen. Een herinnering aan het referendum van een aantal maanden geleden, waarin het eiland zich uit kon spreken over de band met het moederland.
‘Het is jammer dat de stemming hier soms zo negatief is tegenwoordig’, zegt ze.
‘Dat was vroeger niet zo?’, vraag ik.
Ze vertelt dat ze bijna twintig jaar op Curaçao gewoond heeft en sinds vier jaar terug is.
‘Het duurde even voor ik in de gaten had, hoeveel er veranderd was in die jaren. Natuurlijk, ik kwam vaak op bezoek, maar toch had ik iets gemist.’
‘Er wordt soms zoveel bijgesleept’, vindt ze als we het over de stand van zaken hebben, ‘en er worden van die harde woorden gesproken.’
‘Ik heb altijd in het onderwijs gezeten. Eerst hier op het eiland en daarna al die tijd op Kòrsou. In Willemstad.’
Ze kijkt op haar horloge.
‘Het doet me soms zo aan een klas denken, dat politieke gedoe. Altijd had je in je klas een paar kinderen waar je je zorgen over moest maken. Van die gekwetste vogeltjes.’
Ze aarzelt even.
‘Als je onveilig bent, ga je allemaal patronen aanleren, die niet handig zijn. Het is zo moeilijk om dat te doorbreken. Want je hebt ze nodig om te overleven.’
Ik knik.
‘Dat zie je hier ook’, vat ze samen, ‘er is veel veranderd. Voor een deel van de mensen is het slechter geworden. Dan zie je diezelfde patronen opduiken. Eerst ben je bang, dan word je boos. Negatieve aandacht is ook aandacht.’
Ze lacht.
‘Zit ik u les te geven. Maar u heeft geluk, ik moet zo weg.’
‘Ik kan wel tegen een lesje’, zeg ik mild.
‘Op school probeerden we altijd contact te krijgen met de ouders van zo’n kind. Dan zie je vaak dat die ook vastzitten in een negatief patroon. Dat is zo moeilijk te doorbreken. Je wilt natuurlijk niet zien dat je zelf ook de schuld bent van de zorgen. Het is makkelijker als je een ander de schuld kunt geven. Ik heb weleens gezegd dat wij van die slachtoffer rol af moeten. Maar hoe doorbreek je dat hier als de ouders, om Nederland maar eens zo te noemen, nog altijd aanwezig zijn?’
‘Misschien moet Nederland dan maar als eerste in therapie’, stel ik voor.
‘Dat is een mooi begin’, lacht ze.
Ze pakt haar tasje.
‘Dat wordt wat’, zegt ze, ‘dan moeten ze luisteren. En openstaan. Daar begint het mee.’
Ze staat op en geeft me een hand.
‘Prettige dag verder.’
Ik draai een shagje en kijk haar na tot ze de hoek omslaat.