Zuster Crispina ~ Ik begin met bidden en dan ga ik hopen dat het helpt

september 25, 2017
ZusterCrispina

Zuster Crispina

‘Ja, ik zou bijna zeggen, ik ben de laatste echte Bonairiaan. Ik ben in 1933 geboren in het dorp Rincon, daar kom ik vandaan. Ik ben geboren bij eenvoudige mensen, hardwerkende en goede mensen. De lagere school heb ik tot de zesde klas gedaan.
Al jong liet ik weten dat ik ook religieus wilde worden. Ik had het verlangen om naar het klooster te gaan en dat is gebeurd. De congregatie zei, laat maar komen. Nederland kende ik alleen uit de verhalen. En van het leren op school. We moesten ook Nederlands leren.’

‘Ja, ik was vrij jong toen ik naar Nederland ging, en ik bleef vijf jaar aan één stuk, want tussendoor kwam je niet terug. Tegenwoordig als ze gaan studeren, komen ze een paar keer terug, maar in die tijd was dat niet zo. Je ging weg en als je klaar was, kwam je terug.’

‘Ik ging naar het klooster Mariadal in Roosendaal. Ik kom uit een familie van veel religieuzen. Mijn grootvader had vijf zonen en daarvan zijn er één of twee in het klooster gegaan en zo is het. Maar in de familie zijn er wel zes of zeven ingetreden. Een oudere nicht, zuster Dominica, die is al overleden, dan zuster Virginia, die is er nog, al is ze ziekelijk, en dan kom ik, dan Magda en Juliette. De één werkte in Chili, de ander op Aruba, en eentje in Honduras, die werkte bij heel arme kinderen.’

‘Ik was graag in het moederhuis in Roosendaal. Daar heb ik mijn opleiding gevolgd en ben ik ingetreden. Daarna ben ik in 1960 teruggekomen naar mijn eigen land. Want al ben je religieus, je bent er om je land op te bouwen. Dat moet.
Natuurlijk mis je je familie als je lang weg bent. Alle meisjes weten hoe erg dat was met Kerstmis. Dan voel je het. We hebben hier een hechte familieband.
Je schreef veel brieven. Soms kwam familie je opzoeken. Als je bezoek kreeg van de Antillen was het ook iets aparts en heerlijks, je genoot ervan. Je was even min of meer thuis.
Er waren zestien religieuzen uit Bonaire in Roosendaal. Dat was fijn. In die tijd ging je niet uit, het was gesloten, een besloten kring was het. Ik kwam buiten als ik ging studeren en wanneer ik naar het ziekenhuis ging. Verder kwam je niet buiten.’

‘Ik ben in Roosendaal opgeleid tot verpleegkundige. Na die opleiding heb ik eerst vijf jaar op Curaçao gewerkt. Daar begon ik in 1960. Ik heb daar op verschillende plekken gewerkt en ook nog gestudeerd. Later, in 1977, ben ik naar Suriname gegaan, daar heb ik nog een hogere opleiding gedaan.’

‘Hoe ik in Suriname kwam? Er was een Surinaamse zuster, een Nederlandse zuster, die was hier gekomen om een beetje uit te rusten. In Suriname was het harder werken dan hier, in het binnenland en op de rivieren. Ze kwam hier oververmoeid. Ze moest rusten en bijkomen. Maar omdat ze een verpleegkundige was hielp ze in het ziekenhuis, af en toe kwam ze en zorgde voor dit en dat. Zuster Els, die naam hebt u ook wel gehoord, was overste en was hier leidster van het convent en die heeft gezegd, zuster Crispina moet je naar Suriname sturen voor haar hogere opleiding. Zo ben ik in Suriname gekomen. Daar had je ook zusters Franciscanen en daar ben ik in het klooster geweest. Twee jaar heb ik in het ziekenhuis gewerkt. En heb ik daar een studie gedaan.’

ZusterCrispinaSur.

Zuster Crispina brengt het eten rond in het klooster De Voorzienigheid te Paramaribo (Suriname) – Foto: Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven

‘Of er een verschil was tussen de Antillen en Suriname? Aan het eten moest ik wennen. Maar ook aan de verschillende culturen die daar waren. Maar we zijn één volk, allemaal samen. Dat was ook fijn. Er waren allemaal verschillende stammen, die waren niet op te noemen. De één zei dit en de ander zei dat, maar samen zijn we uiteindelijk één volk. Het is een fijne tijd geweest. Ze hadden graag gehad dat ik bleef, maar nee, ik ging terug. Iedere keer wilde ik toch weer terug naar hier.’

‘Dertig jaar heb ik hier in het ziekenhuis gewerkt. Eerst was zuster Barthola directrice. Maar de eerste inlandse directrice was zuster Boekhoudt, die was er eerder dan ik. Toen ik terugkwam van de studie, gaf ze het aan mij.
Zuster Barthola was een goed mens. Ze heeft ervoor gezorgd dat het ziekenhuis vooruit kwam. We hadden alleen ziekenverpleging en bejaardenzorg.’

‘In 1977 kwam ik hier weer en werd leidinggevend. Zuster Boekhoudt was de eerste zuster na zuster Barthola. Dus toen heb ik het van zuster Boekhoudt overgenomen en toen ik naar Suriname ging is het weer van mij overgenomen en toen ik terugkwam kreeg ik het weer terug. Want daarom hadden ze mij naar Suriname laten gaan, voor de hogere opleiding, de stafopleiding, wat ze nu management noemen.’

‘Er waren toen drie artsen hier in het ziekenhuis. We zijn klein begonnen. We deden alles. Ik zal het zo zeggen, van de geboorte tot de dood, je moest alles weten. Bijvoorbeeld, ik werkte op de damesafdeling, op Curaçao noemen ze het de vrouwenafdeling. Je moest alles kunnen, want als je de verantwoordelijke dienst draaide, moest je van het ziekenhuis alles weten.
Zwaar was het niet, maar er was soms wel te veel druk. Maar we deden het goed en we hadden een goed team. Samen werken, dat was zo goed in die tijd. Ik durf het bijna niet te zeggen, maar dat was beter dan nu.
We waren echt zusters van elkaar en je deelde wat je wist.
Ik kwam via Curaçao, daar had je in die tijd alles al, maar hier, ik kwam hier en ik wist niet wat ik zag. Hoe hard je moest werken, wat je allemaal moest weten. De zusters hebben me geleerd hoe ik het hier moest doen. Het was een goede tijd.’

‘Als een patiënt naar Curaçao moest, als een bevalling zwaar was en de patiënt naar Curaçao moest, belden we de dokter op en dan vroegen we of hij even kwam kijken. Voor ik de telefoon neerlegde was de dokter er al. Dat was een hele fijne samenwerking. De politie beschermde de mensen ook.
Ja hoor, ik kon wel goed omgaan met verantwoordelijkheden. Het was zwaar, maar het was ook goed. Want we hadden een goede samenwerking met de heren doktoren. Die wisten ons ook goed op te vangen, ze kwamen voor ons op.’

ZusterCrispinaFontein

Van al die mensen leer je wat. Iedereen heeft een eigen werkwijze en denkt anders.

‘Toen ik in 1977 terugkwam, woonden hier zevenduizend mensen. Ik weet niet meer hoeveel er nu wonen. Het laatste wat ik weet is twaalfduizend. Negentienduizend nu zegt u? Er zijn veel anderen gekomen. We hebben nu van alles wat. Van al die mensen leer je wat. Iedereen heeft een eigen werkwijze en denkt anders.’

‘De ouderen kende ik nog toen ik terugkwam. De jongeren niet. Ik was lang weg geweest. Ik kwam een neef van mij tegen, alhoewel ik niet eens wist dat dat een neef was, en ik zei: wie ben je, kind? Hij zei, ik ben uw neef. Maar ik herkende hem niet meer, dat stuk was uitgevallen.’

‘Je moet met je tijd meegaan. Ik ben hier en ik mag overal komen, natuurlijk niet op de operatiekamer, maar verder kom ik overal in het ziekenhuis. Ik ben blij dat ik de veranderingen mee mag maken. Ik volg de veranderingen en doe mijn mond ook open hoor. Of ik gehoor krijg is weer een ander ding.’

‘Ik ben zeer tevreden over mijn leven. Het is altijd gekomen met ups en downs, maar je moet ermee kunnen leven en proberen te veranderen wat niet goed was. Vandaag moet morgen goed zijn, dat wilde ik.
De orde heeft gezorgd dat ik ging studeren en ik heb mijn best gedaan namens de orde.
Ik wist dat ik het kon, studeren. Maar je was kloosterling en dus verbonden aan de congregatie. Maar ze zullen ook geweten hebben wat ik kon. Zij hebben mij gestuurd, anders was ik hier niet. De orde heeft de eerste steen gelegd.’

‘Daar ben ik ook trots op, dat ik bij deze zusters van Mariadal hoor. Om de twee jaar mag ik ernaartoe. Dan ontmoet ik mijn medezusters, die allemaal zo oud zijn als ikzelf. Ik ontmoet ook wat jongere, maar die zijn er niet veel. Maar ik ken ook mensen die even oud zijn en dan halen we lekker op hoe we waren en hoe we begonnen daar. Dat vind ik iedere keer weer leuk.
Ik zeg zo, het is net als in een huwelijk. Dit is ook een roeping en als je daar niet voor geboren bent, valt het allemaal zwaar. Natuurlijk zit het niet altijd mee. Maar ook al valt het vandaag een beetje zwaar, dan hoop ik dat het morgen beter gaat. Daar bid ik voor.’

‘Ja, er is veel veranderd. We hebben het nu over zaken waar wij het toen ik Nederland was, niet over hadden. Met alle veranderingen en de vooruitgang komen zulke dingen ook.
Ik zou zeggen, God heeft mij het leven gegeven en Hij is het die dat terug moet nemen. Maar ik kan niet tegen een dokter zeggen, als hij tegen mij zegt, zie je dan niet dat dat mens lijdt, dan kan ik niet zeggen, daar moet je niks aan doen.
Ik als religieuze en als katholieke religieuze, ik bid gewoon, dat kan ik. Als katholiek voel ik dat het niet zou moeten. Maar als zij zeggen, zij lijdt zo veel, laat ik het aan hen over.’

ZusterCrispina2

Als ik naar de arme mensen kijk, denk ik, die politici, ze kunnen het niet en degenen die het wel kunnen, doen het niet.

‘Er is hier ook echte armoede. Daar hebben we mee te maken. Sommige mensen hebben het echt moeilijk door allemaal verschillende problemen. Je moet ermee omgaan. Sommigen hebben niet graag dat je te diep in de dingen duikt. Dan probeer je toch te helpen.
Ze schamen zich heel erg, hoor. Ze wassen die jurk en dan naaien ze het weer. Als je dan komt met iets, zeggen ze, dat heb ik niet nodig, daar heb ik niet om gevraagd. Iedereen heeft zijn trots. Sommigen willen je niet zien. Die vragen, wat kom je doen? Waarom kom je?
Dat is heel moeilijk, hoor. Ik zeg altijd, ik begin met bidden en dan ga ik hopen dat het helpt. Want anders weet ik ook geen raad. Zelfs in de familie niet. Het is nooit af.’

‘Sommige dingen zijn vooruitgegaan en sommige dingen achteruit sinds 10.10.10. Ze weten alles te vertellen en jij die van je land bent, zien ze niet, ze doen alsof je niks bent. Maar ze hebben ons wel vooruit geholpen en hier in Mariadal zeker, daar ben ik trots op.
Als ik naar de arme mensen kijk, denk ik, die politici, ze kunnen het niet en degenen die het wel kunnen, doen het niet. Ze zien niet met eigen ogen hoe het hier gaat.’

‘Het leven kan altijd beter, maar ik vind het zo goed en ik doe mijn best, met vallen en opstaan. Zo gaat het soms. Soms zit je in de put en vraag je je af, hoe kom ik eruit. Maar dan weet ik vaak ook wel wat ik moet doen en hoe ik het kan aanpakken.
Ik ben nu gepensioneerd, ik ga nog naar de kapel en ik bezoek de zieken en de bejaarden. Mijn gezondheid is nog goed. Nou ja, ik heb een stijve knie. Ik heb al twee knieoperaties gehad. Ik had een nicht die in het ziekenhuis werkte en die had tegen mij gezegd, denk eraan, als je twee keer aan de knie wordt geopereerd, wordt je been vaak wat korter en dat heb ik gemerkt. Toen ik dat merkte was zij al overleden en ik kon dus niet meer zeggen, je hebt gelijk gehad.’

ZusterCrispinaKapel

Ik denk dat ik maar weer een brief ga schrijven. Dat heb ik al een tijdje niet gedaan. Daarin zeg ik altijd dat het mooi is zoals het nu gaat in het ziekenhuis. Maar dat de kapel wel geverfd moet worden.

‘Bijna iedere dag ben ik hier in de kapel. Eerst de kapel verven en op orde maken voordat ik zeg, nou werk ik niet meer. Ik werk zolang ik nog kan en zolang ik kan praten.
De kapel moet onderhouden worden. Ze hebben me gezegd dat ze bezig zijn de ramen te verbeteren. Daarna moeten ze gaan verven. Neem me niet kwalijk dat ik het zo zeg, maar hiervoor vecht ik tot het laatste toe. Tegen dokter Frans heb ik gezegd, vergeet niet dat alle zegeningen die we hier krijgen, we aan de Heer hebben moeten vragen.
Ik denk dat ik maar weer een brief ga schrijven. Dat heb ik al een tijdje niet gedaan. Daarin zeg ik altijd dat het mooi is zoals het nu gaat in het ziekenhuis. Maar dat de kapel wel geverfd moet worden.’

‘Nou ga ik stoppen, zei ik tegen de dokter toen ik 77 werd. Nu ga ik als vrijwilliger het werk doen. Dat had ik mezelf beloofd. Je bent verpleegkundige, je moet je salaris verdienen om te leven. Maar ik had mezelf voorgehouden, als ik stop, ga ik vrijwillig in het ziekenhuis helpen. Dat doe je voor je eiland. Daar hou ik van, ik ben trots dat ik een Bonairiaan ben. Die verbondenheid, die geeft de kracht om het werk te doen, ondanks dat het soms zwaar is en vermoeiend.
Laatst vroeg iemand, als je nu opnieuw geboren zou worden en het over moet doen, wat zou je willen? Ik zei, dan hoop ik dat ik op Rincon geboren wordt en daar weer opgroei.’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *