Besloot je vanochtend dat het ook wel even mooi geweest is met die berichtjes over Ikki’s eiland, komt dit nieuws voorbij. Nou ja, nieuws.
Ogenschijnlijk zonder veel problemen heeft ook staatssecretaris Tamara van Ark (Sociale Zaken) zich aangepast aan de Haagse traditie van om de hete brij heen dansen als het gaat om het vaststellen van het bestaansminimum in Caribisch Nederland.
Mevrouw schrijft dat zij wat meer tijd nodig heeft. Want je moet toch ‘de feitelijke juistheid, volledigheid en consistentie bepalen’.
Dat is een serieuze klus. Daarom wil zij ‘geen harde termijn aan de doorlooptijd van deze afrondingsfase verbinden’.
Een harde termijn aan een doorlooptijd verbinden is vast moeilijk.
Medelijden heeft ze met de vertegenwoordigers van de openbare lichamen.
Die wil ze de tijd geven om het concept-rapport te beoordelen. Want je moet toch ‘letten op de hen ter beschikking staande capaciteit’.
Dat is vriendelijk van de staatssecretaris.
Meestal moppert en klaagt men in Den Haag over de lokale politici op de eilanden. Eindelijk is er nu iemand die begrip heeft voor de taak van die bestuurders.
Het is aan de cynicus om daar een flauwe opmerking over te maken. Het is toeval dat het goed uitkomt dat die politici nu wat extra tijd gegund wordt.