Op 10 oktober 2010 werd het land de Nederlandse Antillen opgeheven. ‘10/10/10’ was de staatsrechtelijke bekroning van een opmerkelijke fase in een toch al uitzonderlijk proces van dekolonisatie, een proces dat indruist tegen wat velen lang als een logische uitkomst hadden beschouwd, namelijk dat de zes eilanden uiteindelijk gezamenlijk de onafhankelijkheid zouden aanvaarden. Het tegenovergestelde gebeurde. Het staatsrechtelijke verband van de Nederlandse Antillen werd ontmanteld. Het Koninkrijk der Nederlanden telt nu vier landen — Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten — en drie min of meer in Nederland geïntegreerde eilanden, Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die voorlopig als openbare lichamen door het leven zullen gaan.
Gedeeld Koninkrijk biedt een beschrijving en analyse van de context, het politieke en bestuurlijke proces en de voorlopige uitkomst van deze opmerkelijke variant in het wereldwijde dekolonisatieproces. Wij hebben ons daarbij laten leiden door een brede vraagstelling: Waarom werd gekozen voor volledige ontmanteling van de Nederlandse Antillen, waarom net in dit tijdsbestek en niet eerder, welke verwachtingen leefden er bij de verschillende partijen omtrent het proces en de resultaten, hoe harmonieus of conflictueus waren de relaties, hoe verliep het proces staatkundig, politiek, ambtelijk c.q. organisatorisch, welke uitkomsten tekenden zich af en hoe werden deze door de betrokkenen gewaardeerd, welke partijen en/of overwegingen legden in de besluitvorming en uitvoering het meeste gewicht in de schaal?
De titel Gedeeld Koninkrijk behoeft wellicht enige toelichting. Het ‘gedeelde’ van het Koninkrijk is drievoudig bedoeld: gedeeld in de zin van opgedeeld, tussen een Europees en een Caraïbisch deel, dat laatste nu nog verder opgedeeld. Verdeeld, omdat er sprake is van grote materiële en immateriële verschillen tussen de delen van het Rijk. Maar toch ook gedeeld, in de zin van gemeenschappelijk, te beginnen met het gemeenschappelijke Nederlandse burgerschap zoals dat in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden verankerd ligt. De ondertitel De ontmanteling van de Nederlandse Antillen en de vernieuwing van de trans-Atlantische relaties spreekt voor zich en is programmatisch.
Op de omslag prijkt het ‘Autonomiemonument’ dat in 1955 aan de Rijkseenheidboulevard op Curaçao werd onthuld door koningin Juliana. De tekst op de sokkel — ‘Steunend op eigen kracht doch met de wil elkander bij te staan’ — was ontleend aan de ‘decemberrede’ van koningin Wilhelmina, waarin zij in 1942 vanuit Londen de koloniën een hervorming van het koloniale bestel aankondigde. Voor Indonesië bleek het too little, too late, voor Suriname en de Nederlandse Antillen mondde het uit in het Statuut van 1954. Het monument wilde verbondenheid uitdrukken, van de zes eilanden onderling en met Nederland, en overigens ook met Suriname. Na 10/10/10 symboliseert het monument een gedeeld verleden, maar onbedoeld evenzeer de verdeeldheid die maakte dat de zes eilanden nu wel elk voor zich een eigen band met Nederland hebben, maar staatkundig los van elkaar zijn komen te staan.
De ontmanteling van de Nederlandse Antillen vloeit min of meer logisch voort uit het dekolonisatieproces van de afgelopen decennia, dat wij eerder analyseerden in Knellende Koninkrijksbanden (2001). De eerste mijlpaal in dit proces was het genoemde Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, dat het Koninkrijk definieerde als een verband van drie in hoge mate autonome landen (Nederland, de Nederlandse Antillen en Suriname). Het Statuut functioneert, naar inhoud vrijwel ongewijzigd, nog altijd als de grondwet van het transAtlantische Koninkrijk en zal dat ook na 10/10/10 blijven doen. In de afgelopen 55 jaar veranderde Den Haag, min of meer kamerbreed, enkele malen van koers, van omarming van de Statutaire partners tot een beleid gericht op een snelle soevereiniteitsoverdracht, tot de erkenning dat dit voor de Nederlandse Antillen niet realistisch en mogelijk ook onwenselijk was. Uiteindelijk zou Den Haag accepteren dat de Antillen — zowel het land als de afzonderlijke eilanden — de onafhankelijkheid als uitkomst afwezen en ging vervolgens inzetten op een sterkere betrokkenheid bij de vormgeving van de randvoorwaarden voor het lokale bestuur. Een systematische vergelijking met de situatie in andere niet-soevereine delen van de Caraïben maakt begrijpelijker waarom de wens tot onafhankelijkheid in de Antillen niet sterk leeft en, zo was onze voorspelling in Knellende Koninkrijksbanden en ook in Decolonising the Caribbean (2003), alleen daarom al geen reëel bestuurlijk perspectief zou zijn voor de komende decennia.
Lees verder (het complete boek- PDF): https://openaccess.leidenuniv.nl/Oostindie%26Klinkers%2CGedeeldKoninkrijk2012.pdf?