De kop op Dossier Koninkrijksrelaties was verrassend: Bonaire zwemt in het geld door uitblijven besluiten.
Zo lees je jaar in, jaar uit over de armoede op het eiland, zo blijkt dat alles opgelost is door niks te doen.
Het College financieel toezicht (Cft) Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft op 29 november jl. haar rapportage over de Bonairiaanse boekhouding van het derde kwartaal 2024 naar de gezaghebber gestuurd.
Uit die boekhouding blijkt dat ‘Bonaire tot en met het derde kwartaal van 2024 een voorlopig, positief resultaat van USD 31,3 miljoen realiseert.’
Mochten van nature positieve denkers nu hun gelijk denken te halen door hierin het bewijs te zien dat je met niets doen het verst komt, volgt bij verder lezen somber nieuws.
Want de vreugde over het goede nieuws is van korte duur. Het College (Cft) vindt dat de ogenschijnlijk aardse rijkdom is ontstaan door het gebrek aan besluitvorming van het Bestuurscollege. Door dat gebrek zijn overheidsprojecten tot stilstand gekomen. ‘Voorgenomen ambities worden niet gerealiseerd.’
Het argument dat ambities niet worden waargemaakt, klinkt aannemelijk. Maar als je bedenkt dat de overheden van bijvoorbeeld Curaçao en Aruba zo gebukt gaan onder ambities dat verschillende politici bij mogen komen in de cel, is het de vraag of de Bonairiaanse bestuurders niet geprezen moeten worden om het gebrek aan werklust.
Het onderzoeksbureau Mens & Wens analyseert in het rapport Het is niet niets – over het nut van nietsdoen (Sappemeer, 2019) de voordelen van een niks-pauze.
‘Uit ons onderzoek blijkt dat regelmatig niks doen uiterst nuttig is. Het helpt tegen stress.
Het oogt alsof nietsdoen en werk tegenstelden zijn, maar niets is minder waar. Als we niksen, gebeurt er juist veel in ons lichaam en geest. Onbewust ben je keihard aan het werk.’
In de slotconclusie meldt het bureau dat je door niks te doen ‘toegang krijgt tot onverwachte ruimte in jezelf waardoor je gedachten en antwoorden frisser en fantasievoller zijn.’
De vraag of het College financieel toezicht met het Bestuurscollege overlegd heeft over het gebrek aan daadkracht, is daarom legitiem. Heeft men alleen naar de Excel-bestanden gekeken of is er ook overleg geweest om de achterliggende overwegingen bij dit moment van stilstand te bespreken.
Tijdens dat overleg had Cft ook kunnen informeren of het Bestuurscollege tijdens een van haar bijscholingscursussen een college heeft gehad over het boek Het recht op luiheid van Paul Lafargue. In dat pamflet bekritiseert Lafargue de morele, burgerlijke en kapitalistische opvattingen over arbeid.
Hij vindt dat de opmerkelijke werkzucht van arbeiders en hun gezinnen hen niet gelukkiger maakte. Het zgn. recht op arbeid vindt hij een grote vergissing. Die vergissing leidt alleen maar tot meer ellende en vervreemding.
Of zoals Lafargue concludeert: ‘De arbeider zou niet langer moeten werken dan nodig is om in zijn bestaan en dat van zijn gezin te voorzien; een mens leeft niet om te werken, maar werkt om te leven.’
Kortom, de houding van het huidige Bestuurscollege verdient een pluim.
Zij houdt ons een spiegel voor.
En voor het Cft – buiten Excel is er ook een bestaan.