‘Nee, ik ben niet op het eiland geboren, maar in Europees Nederland, in Breda. Op mijn tweede verhuisden we naar Culemborg. Daar ben ik naar school geweest. Ook de middelbare, de HAVO, heb ik daar gedaan.
Op een bepaald moment vraag je je af wat je later wilt gaan doen. Ik vond voeding altijd interessant. Ik zwom op hoog niveau en was daardoor altijd met mijn lichaam bezig. Als je altijd sport, let je op je voeding. Wat eet ik, wat is goed voor mij? Waardoor voel ik me beter, waardoor zwem ik beter?’
‘Ook wilde ik graag met mensen werken. Zo kwam ik bij voeding en diëtetiek terecht. Ik ben naar Nijmegen gegaan om te studeren. Maar ik wilde ook heel graag hard zwemmen en toen ben ik naar Barneveld verhuisd.
Barneveld is een heel klein dorpje, maar er zat indertijd een heel goede zwemclub. Eén van de beste in Nederland. Dat was de reden waarom ik daar ging wonen.
Ik was toen zestien. Dan is het ook goed om in zo’n dorp op kamers te gaan. Studeren deed ik in Nijmegen, wonen en zwemmen in Barneveld.
Na drie jaar wilde ik naar het Nationaal Zweminstituut van Nederland en ben ik verhuisd naar Amsterdam. Daar heb ik nog lang en veel gezwommen. Ik ben meerdere malen Nederlands kampioen geworden. De laatste jaren in Amsterdam trainde ik 25 uur per week. Alles stond in het teken van zo veel en zo hard mogelijk trainen. Ooit een keer de Olympische Spelen halen, dat was mijn doel.’
‘Bij zwemmen ligt de piek zo rond je twee-, drieëntwintigste. Misschien nog wel iets jonger. Ik was begin twintig toen ik in Amsterdam kwam. Ik was echt alleen maar bezig met zwemmen. En werkte parttime als diëtiste.
Op een gegeven moment ben ik gestopt met zwemmen en dacht ik: wat nu? Dat was niet makkelijk, maar op een gegeven moment was ik er ook wel klaar mee. Je hele leven staat in het teken van zwemmen en dat is prachtig en mooi, maar toch.
Ik wilde meer leren en werken en gaan reizen en met mijn vriendinnen uitgaan. Het zwemmen bepaalde zoveel.
Zoiets besluit je niet in één keer. Daar denk je veel over na. Je voelt het, je moet twee keer per dag trainen. Als je dan met steeds meer tegenzin naar het zwembad gaat, houdt het een keer op. Je bent zo hard alleen maar aan het trainen, trainen, trainen, dat je weinig anders kan doen.
Het is een goede beslissing geweest, ja, echt zeker. Ik heb er alles aangedaan om het beste uit mezelf te halen en meer dan dat. Ik heb op hoog niveau getraind en echt alles aan het zwemmen gegeven. Maar het is ook goed geweest dat ik op een gegeven moment gezegd heb, nu wil ik iets anders. Anders was ik nooit naar dit eiland gegaan.’
‘Wat raar was, is dat je opeens zoveel tijd over hebt als je stopt. Dus ben ik meer gaan werken, ook als fitnessinstructeur. Dan heb je toch weer dat sporten en voeding en voor je lichaam zorgen. Maar ik wilde dat niet mijn hele leven doen. En ik wilde reizen. In maart 2012 kwam ik deze vacature tegen, ze vroegen een diëtiste hier in het ziekenhuis.’
‘Van het eiland wist ik helemaal niks. Ik heb eerst opgezocht waar het lag. Ik was nog nooit buiten Europa geweest. In het begin vond ik het heel eng en dacht ik, nee, dit is niks. Waarom eng? Nou ja, het was heel ver weg en ik was iemand die gewoon tot dan bij mijn familie was gebleven.
Maar het bleef toch door mijn hoofd spoken en op een gegeven moment dacht ik, nu heb je de kans, je bent nog jong, je hebt geen kinderen, ga gewoon. Dus heb ik een brief gestuurd. Ik hoorde heel lang niks, dat is ook weer Bonaire. Nou toen ben ik gaan mailen, want ik dacht dit is toch wel leuk, dus ik moet er achteraan zitten. Een dag later werd ik gebeld en toen kon ik eigenlijk zo beginnen.’
‘Mijn bedoeling was om een jaar te gaan en daarna weer terug naar Nederland. Het is leuk om een jaar ergens anders te leven. En ook om mijn beroep ergens anders uit te oefenen, dacht ik. Afscheid nemen van je familie is lastig, je gaat toch een jaar weg. Je zegt je baan op, je zegt je huis op, je zegt alles op en je gaat weg voor een jaar. Maar het was nu of nooit.’
‘Vanaf dag één vond ik het hier heel erg leuk. Het is hier altijd mooi weer zodat ik lekker in de zee kan zwemmen in plaats van in een zwembad. Dat is ook wat ik me van de eerste dagen herinner, even na het werk zwemmen. Dat je in de zee zwom, dat was echt heel erg lekker.’
‘Voor 10.10.10 was Mariadal voor wat betreft ziekenhuiszorg in feite een huisartsenpost met bedden waar patiënten ter observatie en behandeling opgenomen werden. Daar werkte ook een diëtiste. Ik ben de eerste diëtiste die aan het ziekenhuis verbonden is. Ik werk met andere, zwaardere patiënten. Dat was best bijzonder. Ik had nog geen ervaring in een ziekenhuis, wel in de eerstelijnspraktijk.
Ik moest eerst maar eens een week kijken hoe het hier gaat, zeiden ze toen ik hier kwam. Jee, dacht ik, moet ik nu alleen maar kijken? Maar achteraf was dat heel goed, want je moet het ziekenhuis en alles leren kennen.
Nee, ik sprak geen woord Papiaments. Ik was echt de Nederlander die van niets wist.
Er was ook nog niet een beleid over voeding voor echte ziekenhuispatiënten. Ik weet nog goed dat sommigen echt zoiets hadden van, een diëtiste? Wat komt zo’n Nederlands meisje hier nou eigenlijk doen? Ze kent onze de cultuur niet, ze kent onze eetcultuur niet, hoe en waarom komt zij ons nu helpen?’
‘In die eerste week heb ik vaak gedacht, kan ik dit wel? Het zijn ook allemaal ziektebeelden waarvan ik dacht, oei, wat houdt dit in? Ik was nog jong en had nog nooit in een ziekenhuis gewerkt. Ik wist wel over voeding, maar in Nederland werkte ik bij een fysiotherapiepraktijk, dus gewoon in de eerste lijn, dus daar zag je vooral veel overgewicht en diabetes. Maar geen patiënten zoals in een ziekenhuis. Ook werkte ik in Nederland met allerlei collega’s, dan kun je altijd iemand om hulp vragen als je iets niet weet.
Wat hier weer goed is, is dat al die artsen die hier komen, er ook zijn om ons iets te leren. Ze nemen daar echt de tijd voor. Als je een ziektebeeld niet helemaal begrijpt of je kent de medicijnen niet, kun je alles vragen aan de specialisten. Dat is het voordeel van laagdrempeligheid. Hier nemen ze er de tijd voor.’
‘Met de diëtisten van het VUMC heb ik altijd korte lijntjes. Want er gebeuren natuurlijk ook dingen waar je niet goed in thuis bent, dan is het fijn dat je met ervaren diëtisten die heel gespecialiseerd zijn, kunt overleggen. In die gevallen mailen of bellen we even. Dus gelukkig heb ik een goede back up.’
‘Natuurlijk heb je tijd nodig om thuis te raken op het eiland. Na anderhalf jaar had ik het gevoel dat ik begon te begrijpen hoe het hier ging. In het begin sprak ik natuurlijk geen Papiaments. Toen ik hier net was, kreeg ik de opdracht om bij elke dialysepatiënt op huisbezoek te gaan. Jeetje, dat is toch ook niet effectief, dacht ik, dat duurt toch heel lang? Samen met het maatschappelijk werk ging ik naar mensen toe. Dan zie je hoe die mensen wonen, hoe de mensen leven. Soms schrok ik. Je komt heel veel armoede tegen.’
‘Veel mensen denken dat een diëtist er alleen is om je te begeleiden bij het afvallen. In het ziekenhuis doen we daar juist bijna niets aan. Je bent bezig met ondervoeding, met sondevoeding. Je begeleidt mensen met diabetes. Je geeft voorlichting over bijvoorbeeld koolhydraten.
Als ik het over ondervoeding heb, is dat ondervoeding op basis van een ziekte. Ik kom niet vaak ondervoeding tegen als gevolg van armoede. Wat ik wel zie is dat veel mensen geen groente en fruit kunnen kopen omdat ze dat niet kunnen betalen.
Wat je ook ziet is dat halverwege de maand mensen geen geld meer hebben om boodschappen te doen. Rijst bijvoorbeeld en een paar basisdingen kunnen ze vaak nog wel kopen. Maar dat is geen volwaardige voeding. Bij volwaardige voeding moet je genoeg fruit en groenten eten, juist dat is hier extreem duur.
Dat vind ik lastig, want ik zeg best wel vaak tegen mensen, eet elke dag twee stuks fruit, tweehonderd gram groente. Terwijl ik ook wel weet dat mensen dat niet kunnen betalen.
Je geeft advies waar je groente en fruit goedkoper kunt kopen, of diepvriesgroenten, maar het blijft toch niet haalbaar voor die mensen. Je gunt iemand gezonder eten en vaak zijn de mogelijkheden er niet.
Kijk, je wilt iemand goed behandelen en als die niet de goede maaltijden kan kopen, heeft een goede behandeling ook geen zin. We kunnen medicijnen voorschrijven wat we willen, maar als iemand niet het geld heeft om gezond eten te kopen, kom je er niet.
Dat is zo nu en dan frustrerend. Want dan denk ik, advies is gemakkelijk gegeven, maar mijn patiënten moeten daarvoor wel het geld hebben. Soms voel je je machteloos.’
‘Je probeert mensen zo goed mogelijk te adviseren. Soms zie ik ook dingen waarvan ik denk, daar kun je geld uitsparen. Bijvoorbeeld al die pakken sap en limonade en dergelijke, die zijn natuurlijk niet nodig, voor niemand.
Ik vertel wat goedkoper kan, koop gewoon niet de duurste dingen. Koop gewoon van de euroshopper bijvoorbeeld de havermout en niet die dure Quaker producten. Koop gewoon geen pak sap, maar twee sinaasappels.
Het is soms lastig, ik heb een oma gehad die zorgde voor twee kinderen en ze vertelde dat ze die weinig kan geven. Ze vertelde dat ze ervoor zorgt dat ze goed te eten krijgen, ondanks het weinige geld. Ze gaf die kinderen lekker veel rijst. Dan denk ik, ja, het is goed bedoeld, maar eigenlijk …’
‘Hoe maak je mensen duidelijk dat het niet goed is wat ze doen? Ik gebruik plaatjes om te laten zien dat in één glas sap acht suikerklontjes zitten en dat je dan 35 minuten moet wandelen om dat ene glas te verbranden. Dat spreekt mensen aan. Je moet niet zeggen, die sap is niet goed, dat heeft geen zin. Je moet uitleggen waarom het niet gezond is en wat het is.’
‘Het heeft wel een tijd geduurd voor ik mijn plek had. Je bent nieuw, je hebt een nieuw beroep wat niemand echt kent, niemand die goed begrijpt van wat je komt doen. Maar je moet gewoon je werk goed doen, afspraken nakomen en de taal leren. Na een jaar zagen collega’s dat een diëtiste erg handig en nodig is.
Als ik nu er een paar dagen niet ben, missen ze me soms. Nu eet de patiënt niet en hoe met het nu met de sondevoeding. Dat is een mooie verandering. Ook komen mensen die niet meer opgenomen zijn nu naar het spreekuur.’
‘Met het VUMC in Amsterdam heb ik goed contact. Ik ben zelf gaan mailen en steeds als ik in Nederland ben, probeer ik het zo te regelen dat ik een paar dagen mee kan kijken. Als ik op vakantie ga, mail ik van tevoren om een paar dagen mee te lopen.
Afgelopen oktober ben ik drie maanden in Europees Nederland geweest en heb ik een uitwisseling gedaan met een diëtist van het VUMC. Zij heeft mijn werk hier gedaan en ik heb haar werk in Nederland. We hebben drie maanden geruild van werk. Zij woonde in mijn huis en ik in het hare. Ik zat hier al vier jaar en dacht, ik moet mijn vak als diëtist hoog houden, ik moet mijn kennis up to date houden.
Ik vond het heerlijk om in een groot ziekenhuis te werken. Je ben hier echt heel alleen als diëtist en daar had ik veertig collega diëtisten. Dan kun je sparren en overleggen. Hier lees ik vakliteratuur en probeer je zo goed mogelijk bij te blijven, maar ja, ik zit hier alleen en er is niemand die zegt, doe het zus of zo.
Wat ook heel leuk was, was dat ik met kerst bij mijn familie kon zijn. En ik kon tegen mijn ouders zeggen, volgende week woensdag kom ik bij jullie eten.’
‘Ja, dat ik topsport heb gedaan, heeft me gevormd. Je hebt geleerd om ergens voor te gaan en ook al heb je altijd wel dingen die tegenvallen, je blijft doorgaan. Zeker in het begin waren er zoveel toch moeilijke dingen. Dan dacht ik wel eens, hoe moet ik dit nou doen? Maar je bent hier met een doel en je bent het aan het opzetten. Als het even tegenvalt, moet je gewoon door.’
‘Wat je hier doet is eigenlijk altijd een beetje hetzelfde. Wat ik doe is heel leuk, maar in Nederland kun je meer afwisselen en kun je eens wat anders doen. Dat is wel wat ik hier af en toe mis, het is hier altijd hetzelfde. Daarom verplicht ik mezelf om vaak even van het eiland af te gaan. Dat is duur tegenwoordig, maar je moet wel omdat je het waarschijnlijk anders niet volhoudt.’
‘Wat ik hier het leukst vind? Dat je makkelijk kunt zwemmen en kiten. Dat je hier buiten kunt leven. Daarom blijf ik hier. Iedereen leeft buiten, daardoor maak je ook makkelijker contact. Iedereen is makkelijk, het is relaxed. En ik heb hier ook erg leuk werk. Ja, ik denk wel dat ik hier over vijf jaar nog zit. Dat had ik ook niet bedacht toen ik hier kwam.’
‘Ik zou graag meer aandacht besteden aan preventie. We zijn in het ziekenhuis alleen maar bezig met zieke mensen beter maken. Er wordt hier nog weinig gedaan aan voorlichting op scholen bijvoorbeeld. Wat is goede voeding, waarom is overgewicht gevaarlijk, wat zijn de gevaren?
Er zijn zo veel kinderen met overgewicht hier. Het aantal kinderen met overgewicht op het eiland is hetzelfde als in Amerika. Ongeveer dertig procent van de kinderen hier heeft overgewicht. Dat is extreem veel. In Europees Nederland is dat rond de veertien procent bij kinderen tot en met zeventien jaar.’
‘Ja, je moet niet alleen op school voorlichting geven, maar ook de ouders zien te bereiken.
Heel veel mensen luisteren naar de radio en kijken televisie. En hier doen we alles op facebook, dat is dus ook een effectief medium hiervoor. Want iedereen heeft een smartphone. Ik denk dat als je lessen op scholen gaat aanbieden en op facebook allemaal leuke filmpjes neerzet, je de jongere doelgroep makkelijk kunt bereiken. Of ze er veel mee zullen gaan doen, blijft natuurlijk de vraag. Maar er moet iets aan dat overgewicht gedaan worden.
Hier is de eetcultuur net iets belangrijker dan in Nederland. Je kunt hier bijna niets organiseren zonder eten. Dat gaat niet.’
‘Wat het minst leuk aan het werken hier is? Dat dingen soms wel erg lang duren en dat mensen hun afspraken niet of slecht nakomen. Dat is soms ook wel mooi, wel relaxed, maar ik hou van hard werken en aanpakken en hupsakee we gaan ervoor.
En het is hier wel klein en benauwend. Je komt steeds dezelfde mensen tegen en bent dezelfde dingen aan het doen.
Hier naar de supermarkt gaan is zo nu en dan lastig omdat je zo veel patiënten tegenkomt die allemaal vragen hebben. Roepen ze, wanneer heb ik mijn afspraak? En iedereen heeft altijd opmerkingen over mijn boodschappen. Ik mag alleen maar gezond eten. Al is het maar een biertje of een chipje, als ze die in mijn kar zien liggen, zeggen ze, mag dat wel? Je moet er zo nu en dan even uit.’
‘Van de geschiedenis van de eilanden wist ik heel weinig voor ik hier kwam. Je hebt geschiedenis gehad op school, maar het is anders als je het in geschiedenisboeken leest of dat je hier staat en je bijvoorbeeld de slavenhuisjes ziet, dan komt het heel dichtbij. Het heeft gevolgen voor het gedrag, het is nog in de dagelijksheid ingeslepen. Daar hebben we het weinig over onderling. Het is niet iets waar graag over gepraat wordt.
Hier op het werk ga ik heel veel met Bonairianen om. Dat gaat supergoed. Maar buiten mijn werk heb ik alleen maar Nederlandse vriendinnen. Ik denk weleens, Evy dat is toch erg? Ik woon ik hier nu vijf jaar, spreek de taal en ik kan niets zeggen, je blijft toch in je kringetje.’
‘In het begin is Papiaments een lastige taal. In het begin liep ik vaak vast, maar toch ga je door en mensen waarderen dat heel erg. Ik weet nog heel goed dat ik een paar jaar geleden een presentatie moest geven over de dialyse. Ik zei, weet je wat, ik doe het in het Papiaments. Het was in de kerk en ik dacht, leuk, een klein kerkje, dat komt goed. Ik kan best over voeding in het Papiaments vertellen, ik ga me goed voorbereiden. Komen we bij die kerk, zijn er bijna 400 mensen. Toen dacht ik, o nee. Ik schrok en ik zei tegen mijn collega, mag het niet in het Nederlands? Dit heb je toch voorbereid in het Papiaments, zei ze, dat kan jij hoor. Ik vond het eng, maar ben het gaan doen. Mijn Papiaments was niet echt supergoed, maar ik heb zoveel positieve reacties gehad, ze vonden het fantastisch.
Taal is essentieel. Natuurlijk maak je fouten, maar dat maakt niet uit. Ik had twee jaar geleden mijn arm gebroken. Ik kwam in het ziekenhuis en toen zei een mevrouw in het Engels tegen mij, strek even uw arm. Mijn Engels is prima hoor, maar ik verstond echt niet wat ze zei. Ik was in de war, er gebeurde zoveel. Toen dacht ik, o ja, dit is het. Dit is hetzelfde als ik Nederlands ga praten tegen mijn patiënten. Je snapt het wel, maar het komt gewoon niet binnen. Daarom is het belangrijk dat ik goed Papiaments spreek.’
‘Ja, ik zit hier nog. Na driekwart jaar kreeg ik de vraag of ik niet wilde blijven. Ik dacht, ik zit hier hartstikke goed, het is hartstikke leuk werk en het is toch een beetje mijn kindje, want ik heb het allemaal opgezet en ik was nog niet klaar. En dus dacht ik waarom blijf je niet? Waarom zou ik teruggaan? Ik heb het hier goed en zo ben ik gebleven. En denk ik elk jaar wil ik blijven of niet. En steeds kies ik ervoor om te blijven. Zo ben ik gebleven.
Je krijgt steeds meer afstand. Niet van je familie, maar je bent echt weg uit Nederland na zo veel jaar. Het is een proces en ik moet zeggen, de echte goede vriendinnen die hou je, daar mail je mee, daar bel je mee en als ik in Nederland ben, is het allemaal goed.
Het is heel belangrijk om contact te houden met mijn ouders, met mijn zusjes en de familie en de vriendinnen daar. Als het kan, wil ik regelmatig naar Nederland. En ik heb het geluk dat mijn familie regelmatig hiernaartoe kan komen.’