Waar ter wereld zich slechts enkele Hollanders bevinden, daar kan men verzekerd zijn, dat de jaardag van onze geliefde Koningin Wilhelmina niet ongemerkt voorbijgaat. Hoe klein ook de plaats, hoe gering ook de vermakelijkheden, elke vreemdeling zal op den 31en Augustus kunnen zien, dat er iets bijzonders aan de hand is. Hij hoeft slechts te kijken naar die vroolijke gezichten van jong en oud, rijk en arm. Ook op Bonaire wordt die dag in vroolijkheid gesleten. Wat ik u echter nu vertellen ga, slaat in ’t bijzonder op de viering van den 31en Augustus van 1905. Reeds een paar maanden van te voren had zich, daartoe uitgenoodigd door den Gezaghebber, eene commissie gevormd tot regeling der volksfeesten. Die commissie bestond uit een voorzitter, den Eerw. heer F. Hendriks, kapelaan; een secretaris, den heer A. Thielen, een penningmeester, den heer dr. H. Belle en de heeren leden J.A.R. Herrera, G.W. Hellmund en ondergeteekende, terwijl den heer Gezaghebber het eere-voorzitterschap was aangeboden.
Nu is van Gouvernementswege tot het houden van het volksfeest f 100 uitgetrokken, vroeger slechts f 50. Met honderd gulden kan niet veel gedaan worden. Daarom werden van de ingezetenen ook bijdragen gevraagd. In het geheel kon nu beschikt worden over ruim f 200.
Behalve het altijd weerkeerende spriet- en zakloopen, mastklimmen, zou het glanspunt zijn: Plechtige rondgang in statiewagen van H.M. Koningin Wilhelmina met Prins Gemaal, hofdames, adjudanten en jonkers, voorgesteld door jongens en meisjes der meergegoeden, terwijl de minder gegoeden hunne kinderen in hun beste pakje moesten steken, om de wacht te vormen. Jongens, in ’t bezit van paard of ezel, moesten als ruiter komen.
Een dochtertje van den heer Hellmund, oud 7 jaar, zou Koningin zijn, mijn oudste jongen, 8 jaar, Hendrik geheeten, zou Prins Hendrik voorstellen, terwijl het den ouders der andere kleintjes werd, overgelaten, of zij voor die gelegenheid een hofdame, strooister, adjudant of jonker wilden geven.
Wat drukte hier, wat zorg daar! Er werd gepast, genaaid, getimmerd. Winkels werden plat geloopen, bestellingen in Curaçao gedaan. Kleederdrachten opgezocht en besproken! Er werden liedjes geleerd en gezongen! Er werd in het gelid geloopen! En zoo zoetjes aan naderde de groote dag. Zou het zonnetje ons in den steek laten? Onnoodige vrees!
Den 31en Augustus verrees de zon in vollen luister en beloofde ons een fraaien, doch tevens snik-heeten dag. Voor dag en dauw was heel Bonaire op de been en spoedde zich naar de Bijzondere School, de plaats van samenkomst. Om half acht klepperden de beide torenklokken met blij geklingel den feestdag in en had de stoet zich als volgt opgesteld: Een tiental ruiters, jongens op ezels, opende den stoet, daarna zeker een zestig jongens en meisjes, twee aan twee, allen voorzien van oranjestrik of lint en wapperende oranjevaantjes, vervolgens de muziek, bestaande uit een paar jammerende violen, bekken, triangel en trom, en dan de statiekoets. Bereidwillig was ons daartoe door den heer J.W.T. Hellmund een grooten, platten vrachtwagen afgestaan. Hierop was een soort van troon getimmerd voor H. Majesteit en den Prins Gemaal en een twintig bankjes voor het gevolg. Het geheel was met groen, bloemen en doek versierd en overdekt door een hemel met het Nederlandsche wapen en de noodige vlaggen.
De Koningin in kroningsgewaad, Prins Hendrik als admiraal, beiden beschermd door de Nederlandsche Maagd, aan beide zijden de adjudanten en meer naar voren hofdames, strooisters en jonkers. Prachtig, niet waar? En dat alles getrokken door een flinken muil, ook al kosteloos afgestaan door den heer R.T. Muskus. Achter den statiewagen wederom kinderen met vlaggetjes. De stoet werd gesloten door ruiterij.
Voor dat de stoet zich in beweging zette, werd het Vorstelijk Paar door mevr. Belle onder eene korte toespraak een ruiker aangeboden. En nu, voorwaarts! Onder vroolijk gezang ging het langs Kralendijk’s hoofdweg naar de woning van den Gezaghebber A.E.J. van den Brandhof. Hier werd een halve cirkel gevormd met den wagen in het midden. Het Koninginnelied werd ingezet. Een flinke toespraak van onzen wakkeren voorzitter, antwoord hierop van den Gezaghebber. Het Volkslied tot besluit.
De stoet zette zich weer in beweging, thans naar het feestterrein. Voor de Koningin en Haar Gemaal, gevolg en genoodigden was een keurig versierde en overdekte ruimte afgesloten. Heel gauw waren de verschillende wedstrijden in vollen gang. Tegen één uur begaf de optocht zich naar de Bijzondere School, waar de versnaperingen werden uitgedeeld. Aan de feestcommissie werd door de Eerwaarde Zusters krachtig en liefdevol hulp verleend. ’s Middags vier uur werden de wedstrijden hervat. Acht uur ’s avonds waren de feestelijkheden afgeloopen. De vermoeienissen werden niet geteld daar, waar wij het volk en vooral de kinderen een aangenamen dag bezorgden en zoo de liefde voor ons Vorstenhuis konden ophouden en aanwakkeren.