Sinds de BES-eilanden op 10-10-10 als bijzondere gemeenten zijn opgenomen in het land Nederland, blinkt het beleid van Nederland uit in het meten met twee maten. Een schrijnend voorbeeld daarvan is het gedoe rond een sociaal minimum voor de BES-eilanden. Het vaststellen van dit sociaal minimum is door de achtereenvolgende regeringsploegen zo lang mogelijk uitgesteld. Onder toenemende druk van het parlement heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nu een belangwekkende stap gezet in de armoedebestrijding in het Caribische deel van Nederland.
Die stap is te lezen in de brief met de Voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland die Staatssecretaris Tamara van Ark op 27 juni aan de Tweede Kamer stuurde. Na negen jaar is er eindelijk een ijkpunt voor een sociaal minimum vastgesteld. Dit is een stap over een voor de Nederlandse regering hoge psychologische drempel, waarvan de betekenis niet moet worden onderschat. Maar om zover te komen was het kennelijk nodig om dit ijkpunt fundamenteel anders vast te stellen dan het sociaal minimum in Europees Nederland.
Na de invoering van de koppelingswet in de 80er jaren is het minimumloon (nu €1.637 per maand) het ijkpunt voor het sociaal minimum in Nederland. Het minimumloon is sinds de jaren ’60 “een maatschappelijk aanvaardbare tegenprestatie voor de verrichte arbeid waarmee men in primaire levensbehoeften kan voorzien” ¹). Met het sociaal minimum, dat is vastgesteld op 100% van het minimumloon, zijn de uitgaven voor levensonderhoud van twee personen gedekt ²). Het sociaal minimum voor een alleenstaande is hiervan afgeleid (ca 70% van het minimumloon).
Omdat op de BES-eilanden het minimumloon veel te laag is om de kosten van levensonderhoud te dekken, vroeg het parlement om een sociaal minimum op basis van de kosten van levensonderhoud op die eilanden (in de 60er jaren was dit in Nederland ook het uitgangspunt bij de vaststelling van het minimumloon). De minimale kosten voor een tweepersoonshuishouden op Bonaire zijn door een onafhankelijk onderzoeksbureau in 2018 berekend op $1.835 per maand. Door de Staatssecretaris is dat voor prijsstijgingen gecorrigeerd tot een bedrag van $1.922 in 2019.
Indien met Nederlandse maatstaven was gemeten, zou het ijkpunt van het sociaal minimum voor Bonaire dus zijn vastgesteld op $1.922 per maand. De Staatssecretaris komt met afwijkende maatstaven op een maandbedrag van $945. Voor de andere eilanden is een vergelijkbaar lager bedrag vastgesteld.
Het minimumloon mag op termijn weliswaar hoger worden dan het ijkpunt, maar hoeveel hoger moet nog worden bepaald. Voorlopig wordt de beleidsmatige verhoging van het minimumloon op Sint Eustatius in 2020 beperkt tot 2% omdat het in 2019 al $63 hoger is dan het door de Staatssecretaris voor dit eiland vastgestelde ijkpunt.
De Staatssecretaris komt tot het aanzienlijk lager ijkpunt door het sociaal minimum voor de BES-eilanden op vier punten fundamenteel afwijkend van Nederland te benaderen. Voor Bonaire wordt hieronder (tussen haakjes) inzichtelijk gemaakt welke verlaging dat oplevert ten opzichte van een naar Nederlandse maatstaven berekend sociaal minimum. Voor de andere eilanden is een vergelijkbare opstelling te maken.
1. Het ijkpunt sociaal minimum is in Nederland gericht op één werkende in een tweepersoonshuishouden. Het ijkpunt voor de BES-eilanden is gericht op een alleenstaande (-$502) die ook nog eens niet werkt (-$81).
2. Het budget voor het sociaal minimum in Nederland bevat ook de kosten van ontspanning en sociale participatie ³). Het wordt in Nederland niet aanvaardbaar geacht om deze uitgaven uit te sluiten bij de vaststelling van het sociaal minimum. Ze zijn in het budget meegenomen om sociale uitsluiting te voorkomen. Voor de BES-eilanden kiest de Staatssecretaris er echter voor om de kosten van ontspanning en sociale participatie – als zijnde niet noodzakelijk – uit het budget te schrappen (-$47). Impliciet noemt de Staatssecretaris daarmee sociale uitsluiting van minima op de BES-eilanden maatschappelijk aanvaardbaar.
3. Het budget voor het sociaal minimum in Nederland bevat ook de kosten van verwarming van de woning. Op Bonaire zijn de uitgaven voor koeling van de woning hiermee vergelijkbaar. Daarom is in de opstelling van de kosten van levensonderhoud voor Bonaire een bedrag voor minimale kosten van airconditioning meegenomen. Enkele uren per dag 1 airco kost $87 per maand in prijzen van 2019. De Staatssecretaris verlaagt dat bedrag tot $36 (-$51). Daarmee impliceert de Staatssecretaris dat drie dagen per week een paar uur koeling van de woning wel genoeg is voor sociale minima op Bonaire.
4. In Nederland wordt voor de vaststelling van het sociaal minimum uitgegaan van werkelijke kosten van levensonderhoud. Voor de BES-eilanden neemt de Staatssecretaris een ijkpunt dat lager is dan het werkelijke kostenbedrag. Voor alleenstaanden of paren zonder kinderen moet dat lagere bedrag worden bereikt door op een niet vastgestelde datum in de toekomst een huurbijdrage in te voeren voor huizen in de particuliere sector (-$294). Of en zo ja hoe die bijdrage er komt, is afhankelijk van de resultaten van een pilotproject dat op Saba in 2020 wordt gestart.
De hamvraag is of het parlement akkoord gaat met dit meten met twee maten.
¹) bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34573-3.html
²) bron: https://www.uwv.nl/particulieren/bedragen/
³) bron: https://digitaal.scp.nl/armoedei…/waar-ligt-de-armoedegrens/