In het kader van het staatkundige proces zijn er twee ontwikkelingen die in deze periode bepalend zijn voor de voortgang van het staatkundige proces op Bonaire. In de eerste plaats de lawine van wetsvoorstellen waarop het Bestuurscollege geacht wordt te reageren. In de tweede plaats de binnen het BC niet afgeronde discussie over het wel of niet houden van een referendum.
a) In het akkoord met Nederland is afgesproken dat de ‘Nederlands Antilliaanse wetgeving zo veel mogelijk van kracht zal blijven’. Deze Antilliaanse wetgeving past op 3 CD-ROM’s met ruim 23 MB aan tekst. Uiteraard moeten al deze teksten aangepast worden. De Nederlandse Antillen bestaan immers niet meer na 10-10-10 en iedere verwijzing naar dat land of zijn organen moet worden aangepast aan de nieuwe staatkundige organisatie. Deze aanpassingen vinden meestal plaats in het kader van zogenaamde aanpassingswetten (A- BES) die weer in verschillende versies ter behandeling worden aangeboden aan de Tweede Kamer. Deze kan door middel van amendementen de wetten weer wijzigen. Ieder overzicht op het wetgevingsproces gaat in dit proces verloren. Misschien is het een compliment waard voor het ambtelijk apparaat dat zich hiermee heeft bezig gehouden, maar voor de BES bestuurders en hun ambtelijke apparaten één grote nachtmerrie.
Daar komt nog bij dat men de gemaakte afspraak ‘zo veel mogelijk van kracht blijven’ niet echt serieus neemt. De beleids- en wetgevingsambtenaren op de verschillende ministeries lijken vrij autonoom in het bepalen of Antilliaanse wetgeving wel of niet van kracht blijft. Zo besloot het ministerie van Financiën een volledig nieuw belastingwetgeving op te tuigen. De Raad van State heeft hier ten dele een stokje voor gestoken, waardoor de wetgeving met betrekking tot de loon- en inkomstenbelasting gebaseerd is op de oorspronkelijke Antilliaanse wetgeving. Wel is deze zodanig via een aanpassingswet aangepast dat de nieuwe wet nauwelijks meer vergelijkbaar is met de oorspronkelijke wetgeving. Overigens is deze wetgeving één van de weinige waar uitgebreid overleg is gevoerd met vertegenwoordigers van de eilanden. Dit overleg vond plaats tot er een zogenaamd derde concept was, waar redelijke overeenstemming was. Vervolgens ging dit derde concept voor advies naar de Raad van State. Het advies noopte tot aanzienlijke aanpassingen, zodat de definitieve wetteksten kort voor behandeling in de Tweede Kamer openbaar werden en er vrijwel geen gelegenheid was om de herziene versie voor de behandeling te bestuderen of te becommentariëren. Dat heeft er onder meer toe geleid dat er op ambtelijk niveau een wijziging is aangebracht die vervolgens heeft geleid tot grote onrust op de eilanden. De benzineaccijns blijkt voor Bonaire ineens te zijn verhoogd.
In de Douane en accijnswet BES derde concept luidt artikel 4.8: 1. De accijns bedraagt per hectoliter benzine bij een temperatuur van 15° C USD 34,27
In definitieve wet die afgekondigd is luidt artikel 4.8:
1. De accijns bedraagt per hectoliter benzine bij een temperatuur van 15° C
a. op Bonaire: USD 41,86;
b. op Sint Eustatius en Saba: USD 34,27
Een ander voorbeeld is de onderwijswetgeving, die vrijwel integraal is overgenomen van de Nederlandse wetgeving. Het argument daarvoor is dat de onderwijssituatie zeer zorgwekkend is op de eilanden. Je moet vermoedelijk ambtenaar op het ministerie van onderwijszijn om te snappen hoe je analfabetisme bij kinderen kan oplossen met wetgeving. Een ouder zou eerder zeggen, stuur remedial teachers, zorg eerst voor betere scholen en leermaterialen en leidt de onderwijzers op en als dat niet kan, pas dan gericht de bestaande Antilliaanse wetgeving aan. Kritiek van de Raad van State, die bijkans standaard is geworden als het gaat om aangepaste wetgeving, wordt terzijde geschoven. De Tweede Kamer behandelt de wetten en amendeert die vervolgens ook nog eens naar hartenlust en de BES eilanden zijn opgescheept met een monstrum waar geen kind beter van wordt.
Op 9 april ontving de verantwoordelijke gedeputeerde ondershands het wetsvoorstel VROM BES. Van deze wet werd gezegd dat hierin het absolute minimale en noodzakelijke geregeld is. Uiteraard het absoluut minimale en noodzakelijke volgens de ambtenaren van het ministerie van VROM. Ook hier weer voor alle drie de eilanden dezelfde wet, terwijl juist op het gebied van volkshuisvesting en milieu er grote verschillen zijn. Zo lijkt het vrij zinloos om voor Bonaire eisen te stellen aan de orkaanbestendigheid van woningen, terwijl de noden van de afvalverwerking op de kleine eilanden Statia en Saba anders zijn dan op Bonaire. Voor het eerst werd de procedure getoetst op grond waarvan het eiland gebied z’n bezwaren en opmerkingen rechtstreeks kon aanbieden bij de Raad van State. In een brief van de vicevoorzitter van de Raad van State wordt het BC bedankt voor z’n waardevolle informatie (bijlage brief Tjeenk). Ook in dit geval is het uitgebrachte advies van de Raad van State niet van invloed geweest op de uiteindelijk vastgestelde wetgeving.
Het meest navrante voorbeeld waarop wetgeving op de eilanden wordt ingevoerd vloeit voort uit het recht van amendement van de Tweede Kamer. In principe kan binnen een dag een wet met behulp van een amendement aangepast worden zonder dat de eilanden er ook maar enige zeggenschap over hebben. De amendementen voor de invoering van de ethische wetgeving op de eilanden zijn hiervan een duidelijk voorbeeld.
b) In het programma-akkoord van de coalitie (PDB- Nicolaas) is opgenomen dat er een referendum zal worden gehouden. Het niet afkondigen van het voorgenomen referendum betekende dat niet aan dit punt uit het programma- akkoord werd voldaan. De grootste coalitiepartner (PDB) had zich hierbij neergelegd en was van mening dat de vraag of er al dan niet een referendum gehouden moest worden, met name over de vraag waarover en wanneer op een later tijdstip beantwoord kon worden. De verkiezingen voor een nieuwe eilandsraad zouden plaatsvinden in maart 2011. Dat zou het goede moment zijn om hierover besluiten te nemen. De kleinste coalitiepartner (Nicolaas) was echter van mening dat zo snel als mogelijk een referendum moets worden georganiseerd. Dat moest dan wel een referendum zijn met een andere vraagstelling, omdat het te verwachten viel dat anders de referendumverordening dezelfde weg zou gaan als die van 27 januari 2010. De oppositiepartij (UPB) bleek bereid hier z’n medewerking aan te verlenen, waarmee in september 2010 een eind kwam aan de zittende coalitie. De UPB stemde ermee in dat het referendum op 17 december 2010 werd georganiseerd, waarbij als vraag werd gesteld of de bevolking instemt met de gekozen staatkundige structuur, namelijk een openbaar lichaam. De leider van de UPB (Booi) riep de kiezers overigens dringend op om niet te gaan stemmen. De uitslag is bekend, een opkomst van 34% en een overgrote meerderheid van de kiezers (87%) tegen de gekozen staatkundige oplossing (openbaar lichaam). De oude Eilandsraad heeft geen oordeel uitgesproken over de uitslag van het referendum, omdat de referendumcommissie z’n eindrapport nog niet heeft ingediend. Het raadslid dat de stimulator is geweest voor het referendum is niet teruggekeerd in de Raad. Toch zal dit onderwerp Bonaire vermoedelijk blijven achtervolgen tot het moment dat er een fatsoenlijk referendum zal worden gehouden conform de resoluties van de VN over het zelfbeschikkingsrecht.
Bijlage
brief tjeenk