De Kamerleden Kuiken (PvdA) en Wuite (D66) hebben deze week de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw I.K. van Engelshoven, vragen gesteld over de Openbare Bibliotheek van Ikki’s eiland.
Die bibliotheek is gevestigd in een gebouw waar eerder een supermarkt zat. Nog mooier: de bibliotheek zit in het voormalige vriesgedeelte van die supermarkt. Gezien de gemiddelde temperatuur op het eiland is daar iets voor te zeggen. Maar nee, de bibliotheek verdient een betere plek vinden de Kamerleden. En zij niet alleen.
De vragen van de leden Kuiken (PvdA) en Wuite (D66) aan de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap over de openbare bibliotheek op Bonaire (ingezonden 2 juni 2021):
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het feit dat de openbare bibliotheek op Bonaire niet voldoet aan de «wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen» (Wsob)? Zo ja, hoe duidt u dit feit? Zo nee, zult u zich hierover laten informeren?
Vraag 2
Hoe kijkt u naar het initiatief van publieke en private actoren om de dienstverlening van de openbare bibliotheek op Bonaire te verbeteren en in adequate huisvesting te voorzien? Bent u bereid om hieraan bij te dragen en dit initiatief te ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 3
Bent u op de hoogte van de mogelijkheid om op korte termijn waardevol cultureel erfgoed te behouden en te bestemmen als bibliotheek? Zo ja, wat vindt u van deze mogelijkheid? Zo nee, zult u zich hierover laten informeren?
Vraag 4
Bent u bereid om de herbestemming van bibliotheken in bestaand cultureel erfgoed mogelijk te maken en te ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Deelt u de mening dat u (mede-)verantwoordelijkheid heeft om de openbare bibliotheek op Bonaire te ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 6
Kunt u en bent u bereid maatwerk te leveren voor het realiseren van deze vitale bibliotheekfunctie met het oog op de economische en sociale omstandigheden, de grote afstand tot het Europese Nederland, hun insulaire karakter, kleine oppervlakte en bevolkingsomvang?
Wat bij de formulering opvalt is dat vijf vragen eindigen met het dwingende ‘Zo nee’.
Verraadt dit de argwaan bij de Kamerleden? Vermoeden ze dat de minister routineus een verklaring vol goede intenties als antwoord geeft? Een verklaring zonder richtingaanwijzer?
Hoe belangrijk een bibliotheek is, hoeft niet uitgelegd te worden. Het is niet alleen een gebouw vol boeken. Het is een plek waar je rustig kunt studeren. Het is een ontmoetingsplek. Een oase van rust in een drukke wereld.
Dat de bibliotheek ook voor mij vormend is geweest, heb ik eerder al verteld. Misschien wil de minister het ook even lezen. Gaat ze vermoedelijk onmiddellijk aan de slag voor de bibliotheek op het eiland:
De bibliothecaresse
Ze was er al een paar weken. Lichtbruine krullen, rode lippen en een glimlach. Twee dagen per week kwam ze uit de stad naar de dorpsbibliotheek die net een paar maanden open was.
‘Dit is een bijzonder boek’, zei ze.
James Baldwin kreeg een stempel, net als de andere boeken die ik meenam. Iedere woensdag haalde ik er vier.
‘Hoe vond je het?’, hoorde ik de volgende week naast me.
Misschien heb ik ‘goed’ weten uit te brengen.
Zij had iets tegen me gezegd.
Ze wees op een titel in de kast waar ik voor stond.
‘Je zou nu dit kunnen lezen’, ze pakte het boek, ‘dat past goed bij dat van Baldwin.’
Een paar weken later riep ze me toen ik binnenkwam.
‘Ik heb wat boeken voor je klaargelegd. Je hoeft ze natuurlijk niet te nemen, maar als je wilt ga ik je een tijdje wegwijs maken.’
Vanaf die week lagen er elke woensdag vier boeken klaar.
Achter in de bibliotheek, aan de leestafel, zaten we iedere week een kwartiertje. Zij vertelde iets over de boeken, de schrijvers en de wereld. En zo nu en dan iets over zichzelf.
Langzaam maar zeker leerde ik iets terug te zeggen, te vertellen wat ik van een boek vond.
Eenzaam waren de dagen als ze er niet was.
Anderhalf jaar heeft zij me bij de hand genomen, heeft ze mij kennis laten maken met de hoogtepunten uit de wereldliteratuur, met geschiedenis en met nadenken.
Het onvermijdelijke gebeurde vlak voor de zomer van 1966.
Ze ging verhuizen.
Die laatste woensdag aarzelde ik voor ik naar binnen ging. Ze liep direct met me naar de leestafel.
Uit haar tas pakte ze een cadeautje.
‘Go tell it on the mountain’ van Baldwin.
‘Door dit boek besloot ik dat we vrienden moesten worden’, zei ze. Ze wist nog welk boek ik als eerste bij haar af had laten stempelen.
‘Lees dit deze week maar’, zei ze, ‘van mij ben je af. Ik heb geen boeken meer uitgezocht.’
Ze stond op.
‘Kom’, zei ze, ‘ik loop met je mee naar buiten.’
Bij de uitgang gaf ze me een kus, zachtjes, op mijn rechterwang.
‘Denk nog maar es aan me.’
Ze liep naar binnen.
De herfst begon eind juni dat jaar.