Was het belangrijkste thema bij de verkiezingen van 2015 volgens commentatoren de band met Nederland, nu is er een breed scala aan onderwerpen waarop je het stempel belangrijk kunt plakken.
Het eiland heeft in de afgelopen tien jaar een onstuimige ontwikkeling doorgemaakt. Symbool daarvoor is de groei van de bevolking. In 2010 woonden er 15.518 mensen op het eiland, het CBS schat dat dit aantal dit jaar zal toenemen naar 23.490.
Deze stijging heeft veel gevolgen. De huizenmarkt staat onder grote druk, voedselprijzen zijn gestegen en het aantal auto’s dat om al die kuilen en gaten slingert is niet bij te benen.
Naast de vaste bewoners kuieren er honderden stagiaires, tussenjaarders en andere enthousiaste jeugdigen over de trottoirs die er niet zijn.
Tegelijkertijd worden resorts gebouwd zonder dat de nodige papieren en vergunningen zijn geregeld, waardoor de toch al ruim voorradige roddels over corruptie van extra argumenten worden voorzien, hebben lokale politici het graag over transparantie en openheid terwijl dat niet bepaald in daden wordt omgezet en dreigt twintig procent van het eiland onder water te lopen in de komende decennia.
Kortom, de partijen moeten zich over duizend en één onderwerpen buigen.
Maar ook al komen de partijen met concrete ideeën en oplossingen voor al deze ontwikkelingen, op de achtergrond speelt nog een fenomeen.
Met de komst van zo veel nieuwe bewoners wordt de lokale bevolking, de lokale cultuur omdat woord maar eens te gebruiken, naar de achtergrond geschoven. Hierop kom ik vast nog een of twee keer terug.
Om het perspectief van waaruit ik schrijf duidelijk te maken, nu eerst een stukje dat ik vijf, zes jaar geleden schreef over de stad die mij dierbaar is.
Het spreekt voor zich dat ik te horen kreeg dat ik sentimenteel, oud en nostalgisch was. En ja, misschien speelt het mij parten als ik naar het eiland kijk.
Bijna vijftig jaar woon ik ondertussen in Amsterdam. Op een korte periode na in Oost, heb ik altijd in de Jordaan gewoond.
Dat buurtje is mijn dorp. Het kaasboertje, het sigarenwinkeltje en vooral het koffiehuis maken mij een dorpsbewoner in deze minimetropool.
Ik voel me er thuis, het is mijn dorp. Kom niet aan mijn Amsterdam.
Wat ik nooit verwacht had, is de laatste drie, vier jaar gebeurd. Ik erger me vaker, voel me minder thuis.
Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat ratelen rolkoffers over stoepen en straten. Groepen mensen staan op de stoep te luisteren naar een mevrouw of meneer die gewapend met een herkenningsvlaggetje in iedere willekeurige taal uitleg geeft over de bijzondere geschiedenis van de wijk, een huis of een ooit beroemde bewoner. Denk maar niet dat ze mij aan zien komen, zeulend met mijn boodschappen.
De timmerman heeft zijn werkplaats verkocht aan een belegger die de ruimte appartement is gaan noemen na een verbouwing, de huren zijn vertwintigvoudigd, niemand groet meer als je door het zijstraatje loopt.
Mijn Amsterdam, mijn dorp is me afgepakt. Met de enkele oudere bewoner die nog in de buurt woont, klagen we over al die rarigheden. Verder kijken we machteloos toe hoe die nieuwe tijden de oude achteloos aan de kant schuiven, hebben we geen antwoord op al die veranderingen.
Dit is wat ik in de afgelopen jaren op het eiland ook zag en hoorde. De weemoed over het voorbije, de ergernis over het nieuwe, het weerloze waarmee je de nieuwe tijd moet ondergaan.
Dat er naast dit algemene gevoel van verloren raken nog andere emoties een rol spelen op het eiland, is het gevolg van weer een andere geschiedenis, een andere tijd.
Maar als dorpsbewoner wilde ik nu vooral laten horen dat we allemaal, ieder op onze eigen manier, iets verloren zien gaan. Iets wat wij koesteren, maar waar de geschiedenis geen mededogen kent. Die gaat zoals altijd haar eigen gang.
Serie in samenwerking met bonaire.nu