Jopie Abraham – Conclusies en toekomstverwachtingen

augustus 26, 2020

Het niet serieus nemen van het referendum van 2004 en de besluitvorming in 2006

Het stemt tot permanente irritatie bij een groot deel van de bevolking dat in discussies over de toekomstige staatkundige structuur telkens wordt verwezen naar de eerder gemaakte keuze bij het referendum van 2004. Los van het feit of het referendum voldoet aan de standaards die daaraan gesteld mogen worden heeft de bevolking in 2004 zeker niet gekozen voor integratie. Evenmin heeft de bevolking van Sint Eustatius dat gedaan, terwijl in Saba het model van Anguilla voor ogen had. Het is achteraf duidelijk dat het oplossen van de staatkundige problemen van de Nederlandse Antillen door middel van een staatkundige herstructurering primair en vermoedelijk zelfs uitsluitend gericht was op het opheffen van de dubbele bestuurslaag en de daarmee samenhangende problemen die Curaçao en Sint Maarten hadden. De positie van de BES eilanden is in het gehele proces volkomen van ondergeschikt belang geweest. De besluitvorming in de Eilandsraden van 2006 over het slotakkoord had door de Koninkrijksregering (gezaghebber en gouverneur) vernietigd moeten worden omdat die besluiten in strijd waren met het internationaal recht. Het is pijnlijk om te zien hoe van regeringszijde, tegen alle opvattingen van vrijwel alle staatsrechtgeleerden in, voortdurend wordt gepoogd om glad te strijken wat niet glad te strijken is.

De rol van de Gezaghebber en de Gouverneur
Het is mede in relatie tot het bovenstaande betreurenswaardig dat zowel de Gezaghebber als de Gouverneur van de Nederlandse Antillen zich hebben opgesteld als boodschappenjongens van de Nederlandse Regering. Met name de rol van de Gezaghebber als voorzitter van de Eilandsraad en bij uitstek degene die de rechten van de bevolking dient te waarborgen is ronduit bedroevend.

Afname van het draagvlak
– Bij een groot deel van de activiteiten rond het staatkundige proces is de oppositie in de Eilandsraad niet betrokken geweest. Vandaar dat de terugblik zich beperkt tot het referendum van 2004, de miniconferentie in 2006 waar de partijleider van de PDB voor was uitgenodigd en de periode van Kamp, die voor een groot deel samenvalt met de periode na de bestuurswisseling in juli 2009. Deze constatering leidt tot een eerste conclusie. Nederland heeft verzuimd een zo breed mogelijk draagvlak te creëren voor het staatkundige proces door zich vrijwel uitsluitend te richten op het zittende bestuurscollege. Daardoor werd de vertegenwoordiging in de Eilandsraad van een groot deel van de bevolking volkomen genegeerd;
– De keuze van Henk Kamp als BES-commissaris hinkte op twee gedachten. Enerzijds vroeg de complexe en omvangrijke herstructurering van de landelijke overheid (van de Antilliaanse naar de BES) om een krachtdadig bestuurder met goede ingangen naar de Haagse ministeries. Vermoedelijk voldoet Kamp perfect aan dit profiel. Een tweede belangrijke doel zou echter moeten zijn het creëren van een draagvlak bij de bevolking van de BES-eilanden. Daartoe, zo is gebleken, is Kamp niet in staat gebleken. In tegendeel. Zijn optreden en het optreden van enkele kwartiermakers hebben het tegendeel bereikt. Vrijwel wekelijks gebeurde er wel iets op grond waarvan op het eiland werd gezegd: “nu heeft hij Nederland, waarvan Kamp de representant was, weer een bevolkingsgroep tegen zich in het harnas gejaagd.” De geleidelijke maar consequente daling van de steun voor de UPB kan ten dele op het conto van Kamp worden geschreven. Dat hij zaken dan ook nog eens afdoet met kretologie als “het misverstand van de maand”, “dat kan een kind begrijpen”, “afspraak is afspraak”, “Nederland is één van de meest efficiënte overheden ter wereld” en “alles wordt beter”, terwijl later blijkt dat veel van z’n publiekelijk gedane toezeggingen niet waargemaakt worden, heeft zeker niet bijgedragen aan het creëren van draagvlak;
– De indruk bestaat dat Kamp en een aantal kwartiermakers slecht voorbereid op de Antillen kwamen. Met kretologie als we moeten niet aanpassen, maar inpassen, waarmee de kwartiermakers op pad werden gestuurd kom je niet ver op de eilanden. Antillianen hebben nou eenmaal de neiging om makamba’s niet tegen te spreken en als ze iets beweren, zelfs als het niet waar is, gelijk te geven. Met andere woorden je krijgt te horen wat je graag wilt horen en vaak niet wat er echt aan de hand is. De informatiepositie was in het algemeen ronduit slecht en leidde tot verkeerde inschattingen en beslissingen;
– In verband met het afkalvende draagvlak moeten zeker ook enkele andere partijen genoemd worden. Allereerst de Haagse ambtenaren op de verschillende ministeries. Ondanks alle waarschuwingen van overheidsadviesorganen, zoals de Raad van State, probeerden veel wetgevingsambtenaren, al dan niet gesteund door hun ministers, op de BES-eilanden een kopie van Nederland te creëren door Nederlandse wetgeving integraal te willen invoeren. Dit vaak onder het missionaire motto dat dit goed was voor de eilanden. Vaak werd op geen enkele manier rekening gehouden met het bijzondere karakter van de eilanden. Voorbeelden hiervan zijn te vinden bij het Ministerie van Onderwijs, VROM en Financiën. Dat de uitgebrachte negatieve adviezen van de Raad van State in het algemeen niet of nauwelijks leidde tot enige aanpassing van voorgestelde wetgeving wordt op Bonaire met grote argwaan bekeken;
– Als laatste factor voor het afkalvende draagvlak voor veranderingen kan gewezen worden op het optreden van ‘onze’ Tweede Kamerleden. In het algemeen laten die zich leiden door hun stokpaardjes en niet door het algemeen belang van de burgers op de eilanden. Het meest schrijnende voorbeeld hiervan is de invoering van de ethische wetgeving via een amendement. Hiermee werd in één klap duidelijk dat het gezag van de regering niet veel voorstelde en het adagium ‘afspraak is afspraak’ alleen maar voor de Eilandbesturen gold richting Den Haag. Het ergste van dit alles is dat men bij de onderbouwing vaak als argument gebruikte dat men alleen maar probeerde “goed te doen”, waarmee nog net niet werd verwezen naar de oude goede koloniale tijden waarin fraters en zusters ook alleen maar goed kwamen doen. In dit verband kan worden gewezen op een ernstig democratisch deficit. De BES eilanden hebben geen eigen stem in de Tweede Kamer en zijn overgeleverd aan de luimen van individuele politici.

Toekomstverwachtingen
Zelfs zonder bovengenoemde ontwikkelingen is het redelijk om te veronderstellen dat Bonaire op langere termijn zal toegroeien naar steeds meer autonomie en wellicht uiteindelijk onafhankelijkheid. Uiteraard dient daarvoor voldaan te zijn aan de economische en politieke zelfredzaamheid. Voor Bonaire betekent dit dat nog een lange weg is te gaan, die mede afhankelijk zal zijn van de ontwikkeling van de zustereilanden en het Caribisch gebied.

Als eerste stap zal Bonaire de officiële VN status moeten krijgen als non-self-governing territory. Met deze status kan dan formeel in het kader van de VN –resoluties vastgelegd worden op welke datum een referendum over een mogelijk toekomstige onafhankelijkheid zal worden gehouden en wie daarover mogen stemmen (vergelijk Nieuw Caledonië). Gezien de nauwe banden (taal, cultuur, familie) met Curaçao en Aruba lijkt een federaal staatsverband met deze eilanden voor de hand te liggen. Zo’n federatief verband lijkt mij mogelijk omdat de drie eilanden naast hun gemeenschappelijkheid ieder voor zich unieke en niet concurrerende eigenschappen hebben.

Aangeboden door Jopie Abraham (PDB) Samengesteld ism Han de Bruijne (adviseur)
Bonaire, 28 maart 2011

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *