Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 52. 1933.
Het Papiaments van Curaçao en het Negerhollands der vroegere Deense Antillen hebben zo vele en zo biezondere eigenaardigheden gemeen, dat men ter verklaring niet volstaan kan met te wijzen op de eigenschappen die kenmerkend zijn voor alle Kreoolse talen. Bij nadere beschouwing blijkt spoedig dat het Negerhollands veel heeft ontleend aan het Papiaments, terwijl het Papiaments door het overnemen van talrijke Nederlandse woorden alleen schijnbaar invloed van het Negerhollands heeft ondervonden; werkelike ontlening kan men slechts aannemen bij enkele woorden die niet tot het algemeen Nederlands behoren, maar tot het Zeeuws, de basis van het Kreools dat op de eilanden St. Thomas en St. Jan is ontstaan. Als voorbeeld noem ik ’t Pap. woord hoffie voor tuin, dat ook in het Negerhollands voorkomt.
De geschiedenis verklaart waardoor het Papiaments de gevende partij is geweest. In de eerste plaats is die taal van veel ouder dagtekening dan het Negerhollands. Immers de Spanjaarden koloniseerden Curaçao in 1520, en de invoer van slaven dateert uit ongeveer dezelfde tijd, terwijl St. Thomas niet voor 1657 door Nederlanders bezet werd; het Negerhollands kan zich dus niet vroeger gevormd hebben. Voorts – en dat is het voornaamste – werd tussen 1646 en 1663 door Stuyvesant op Curaçao een ‘asiento’ of slavendépôt opgericht en dit voorzag niet alleen de Spaanse kolonies van slaven, maar het maakte ook het eiland tot het centrum van de West-Indiese slavenhandel, hetgeen het jaren lang bleef.
Dientengevolge werd het Papiaments, in de eerste tijd alleen de taal der slaven, ook op de Maagdeneilanden veel verbreid. G.B. Bosch, tot predikant te Curaçao beroepen in 1815, vertoefde ruim tien jaren later gedurende 15 dagen op St. Thomas en hoorde er zo vaak de hem sedert jaren gemeenzame taal, dat hij die, op gezag van anderen, ‘de heerschende onder de zwarte en gekleurde bevolking noemt’.
Hij vermeldt verder dat men de ‘Curacaosche landtaal’ ook hoort op Cuba, ‘waar in sommige streken, b.v. Sanfuëgo, dezelve de eenigste gebruikelijke is’. Zeer stellig, gelijk ik reeds vroeger heb aangetoond, vergist Bosch zich wanneer hij beweert dat niet de ‘Hollandsche landtaal’ (d.i. het Negerhollands) op St. Thomas gebruikt wordt, maar die van Curaçao, doch dat neemt niet weg dat wij hem, die in zijn gehele werk zich een zeer onpartijdig en onbevooroordeeld man toont, kunnen geloven als hij verhaalt dat hij op de markt Papiaments hoorde spreken en zelf het met negers gesproken heeft. Hij verzekert ons dat het Hollands er bijna niet meer gehoord wordt; ‘het thans bloeijende geslacht, zegt hij, drukt zich in het Engelsch uit’
Lees verder: http://www.dbnl.org/tekst/