‘Ja, ik ben hier op het eiland geboren. Hier heb ik de lagere school gedaan en daarna ben ik naar SGB (Scholengemeenschap Bonaire) gegaan. Ik heb horeca gestudeerd. In de examenklas raakte ik zwanger. Daarom heb ik die opleiding niet afgemaakt. We mogen niet zwanger naar school gaan. Het hoofd vond dat ik het wel af mocht maken, want we zaten al in de examenperiode. Maar daar heb ik niet voor gekozen. Ik ben naar Nederland gegaan. Daar heb ik drie jaar gewoond. In Helmond. Toen mijn kind bijna drie was, ben ik weer naar hier gekomen. Mijn moeder was erg ziek. Na een paar maanden is zij overleden. Ik ben hier gebleven omdat mijn vader dat graag wilde.’
‘Ik ben toen naar het MBO gegaan om sociale pedagogiek te studeren. Ik wilde eigenlijk helemaal geen horeca gaan doen vroeger, ik wilde administratie doen. Maar daar was geen plaats meer. Ik studeerde toen iets wat ik niet wilde. Maar het was wel leuk. Ik koos voor sociale pedagogiek omdat ik met kinderen wilde werken. Of nee, eigenlijk wilde ik politie agente worden. Dat riep ik vroeger altijd als iemand vroeg wat ik wilde worden. Daarom ging ik pedagogiek doen, dan kun je bij de politie.’
‘Op een bepaald moment had ik een huis gevonden. Ik wilde altijd graag op mezelf wonen. Daarom ben ik weer gestopt met school en ben ik gaan werken om dat huis te kunnen betalen. Dat heb ik gedaan. Ik heb eerst in een kledingzaak gewerkt. Drie, vier jaar. ‘
‘Toen hoorde ik van die school van Mariadal. Een vriendin van mij vroeg of ik meeging. Kon ik meer verdienen als ik die opleiding deed.
Het probleem was dat ik gestudeerd had om met kinderen te werken, niet met oudere mensen. Ik heb voorgesteld om op niveau twee te beginnen. Maar ze zeiden dat ik werk moest zien te vinden. Zodat ik ervaring op kon doen en dan toch op niveau drie in kon stappen. Ik heb hier bij de thuiszorg gesolliciteerd en ben aangenomen.
Ze hebben me naar school gestuurd. Dat hoefde ik niet zelf te betalen. Ik ben meteen naar niveau drie gegaan. Ik had ondertussen een half jaar ervaring opgedaan. Ik ben afgestudeerd en nu heb ik het diploma ziekenverzorgende. Ik wil wel doorgaan voor verpleegkundige. Dat is niveau vier.’
‘Mijn zus werkt ook bij de thuiszorg. Ik had dus wel wat gehoord over hoe de dingen gaan. Maar als je het zelf doet, is het toch wel een beetje anders.
Tijdens de stage moest ik soms ‘s avonds huilen om wat ik overdag allemaal zag. Je raakt er wel aan gewend, maar het blijft toch wel een beetje pijn doen hoe sommige mensen ervoor zitten.
Ik kende het eiland, ik kom hier vandaan, toch schrok ik van wat ik zag. Ik dacht altijd dat zulke dingen hier niet gebeurden. Toen ben ik het tegengekomen en dacht ik, wow, het is toch zo.’
‘Als je oudere mensen zo thuis ziet liggen met grote, diepe wonden, of je ziet oudere mensen die alleen zijn, die niemand hebben om voor hen te zorgen, en in een vieze situatie wonen …, het is niet leuk om zulke dingen mee te maken. Als je dacht dat het niet zo was en je komt het toch tegen, is het een beetje hard. Ik moest er gewoon aan wennen.
Sommige collega’s kunnen er direct goed mee omgaan. Andere schrikken soms van wat ze tegenkomen. Die bellen dan op en vragen of jij daar voortaan langs wilt gaan. Je moet eraan wennen, anders kun je die zorg niet geven die nodig is. De cliënt ziet het als je niet normaal doet.
Mijn eerste ervaring was een meneer die kanker had. Hij was gewoon een skelet geworden, een skelet met huid erop. Een paar collega’s konden dat niet aanzien. Ik kwam daar en toen bleek dat ik die mensen kende. Ik heb God gevraagd om me veel kracht te geven om dit te doen. En God gaf me die kracht.’
‘Het is een eiland en dus kom ik ook als ik vrij ben familie van cliënten tegen. Dan is het anders. Ze zijn buiten. Soms spreken ze me aan op dingen van het werk. Dat hoort erbij. Dat is niet moeilijk. Ik leg uit wat ik wel en niet mag doen. Je moet duidelijk zijn.’
‘Wat ik het mooist van mijn werk vind? Als ik bij een cliënt thuiskom en ze worden vrolijk en bedanken je voor je werk. Dat vind ik echt leuk. Ik word dan echt blij, het geeft me een kracht. Als de volgende cliënt dan boos is, word ik niet boos, want ik ben al blij.
Wat ik het zwaarst vind? Eigenlijk alleen als we moeten werken en er niet personeel is. Dat is lastig bij bijvoorbeeld zware mensen. Dan moet ik alleen tillen. Dat vind ik zwaar. Gelukkig gebeurt dat niet zo vaak.’
‘Er zou eigenlijk een groot verpleeghuis moeten komen. Er is nog een hele lijst van mensen die ook hulp hebben aangevraagd. Er is geen plaats voor ze. Ik zeg altijd, als ik geld had, bouwde ik zelf een tehuis. In onze familie werken veel mensen in de zorg. Het zou leuk zijn om met de familie een tehuis te maken.’
‘Ik wilde met kinderen werken. Als ik rondkijk, vind ik het echt een beetje triest voor sommige kinderen. Je ziet dat ze soms niet goed verzorgd worden. Of kinderen die heel stout zijn en waar de moeder niet zo goed mee om weet te gaan. Je ziet die kinderen gewoon los. Dat is triest.
Ik hou ervan om met kinderen om te gaan. Bij mij thuis zit het de hele dag vol met kinderen. Want ik voel me zelf een kind.’
‘Ik wil graag het diploma verpleegkunde halen. Maar ergens anders. Ik wil een andere ervaring opdoen. Ik heb gevraagd of er geen overplaatsing mogelijk is via Mariadal. Zodat ik in Nederland het diploma kan halen. Daar is het toch anders. Leer ik wat anders. Ik vond het leuk in Nederland. Bijna al mijn familie woont er. Ik ben erg gehecht aan mijn familie. Ik voelde me daarom ook thuis in Nederland. Mijn oudste dochter is nu zestien. Zij woont al in Nederland. Ze leert voor gymlerares. Mijn dochter van elf woont bij mij. Zij zit in groep acht. Ik moet dus binnenkort kiezen, want de middelbare school komt eraan. Ik denk dat ik wel voor langere tijd in Nederland kan wonen. Het wordt hier soms ook wat eentonig. Ik wil graag iets anders meemaken. Ik ben pas vijfendertig. Het enige wat ik hier echt heel leuk vind, is mijn hobby. Zingen. Ik zing graag.’
‘Ik wil wel iets doen voor mijn eiland, voor mijn land. Als ik het diploma verpleegkunde heb en ze me hier nodig hebben, kom ik terug.’