‘De eerste acht jaar heb ik op Curaçao doorgebracht. Daar zat ik op de kleuterschool en heb ik twee jaar lagere school gedaan. Aan mijn kindertijd heb ik de beste herinneringen. We speelden altijd buiten. Het is zo anders dan in Nederland. Zo’n andere cultuur, zo’n andere manier van leven. Laat ik het zo zeggen, het is eigenlijk van buiten naar binnen. En de buitencultuur is voor een kind geweldig.
Daarna zijn we naar Nederland verhuisd. Naar Den Haag. Achteraf was ik liever in Rotterdam opgegroeid. Dat is veel meer een multiculturele stad. Het was echt een witte buurt waar ik opgroeide. Het was niet echt racisme waar we mee te maken hadden, het was het racisme van de elite om het maar zo te noemen. Wij waren minder. Ik denk wel dat het invloed heeft gehad op mijn ontwikkeling.’
‘Nee, ik had geen beeld van Nederland. Ik weet nog dat ik een week voordat we het vliegtuig namen, droomde hoe sneeuw zou zijn. Toen ik uiteindelijk sneeuw zag, bleek het anders te zijn. Mooier.
We kwamen in de zomer aan. Maar ik vond het koud.
Wij woonden in een flat. We hadden geen speelplaats, die waren er toen nog niet. Dat was een groot verschil. Ineens waren we veel binnen. Of op de tennisbaan.’
‘Thuis spraken we Papiaments. Het is heel gek, kom je op school en versta je er niets van. En krijg je na een paar weken een toets voor je neus. Ik herinner me niet meer hoe dat nou ging. Eerst versta je niks, dat is voor mij een zwart stukje, en dan begrijp je wel wat de leraar zegt. Het is natuurlijk geleidelijk gegaan. Maar ik heb geen idee hoe lang het duurde voor ik alles verstond.
Hetzelfde heb ik met Den Haag. Mijn eerste indruk was eigenlijk slecht. We logeerden in het huis van een oom. We mochten buitenspelen op een basketbalveldje. Omdat daar vlakbij een afkickkliniek zat, vonden we altijd naalden. Er zaten ook vaak junkies. Dat waren de eerste indrukken van Den Haag.’
‘Tot ik op de universiteit zat, sprak ik echt super slecht Nederlands. Thuis spraken we Papiaments en ik las geen boeken. Mijn broers en zussen lazen wel heel veel. Zij pakten het Nederlands daardoor snel op.
Mijn vader zei ook altijd tegen me dat ik het moeilijk zou krijgen als ik zou gaan studeren. Maar uiteindelijk viel dat mee. Ja, ik voelde me wel wat geïsoleerd doordat ik de taal niet goed beheerste. Al heb ik wel het VWO gedaan. Behalve Nederlands was ik trouwens wel goed in bijvoorbeeld Frans en Engels.
Dat ik het VWO gehaald heb kwam omdat ik doorhad wat ik moest lezen om een toets te halen. Op de middelbare school kun je dan hoge cijfers halen. Op de universiteit haal je daar geen tien mee, maar een zeven. Ik weet op de een of andere manier wat ik moet lezen, ik weet wat er gevraagd gaat worden. Dat bestudeer ik en dan is het niet zo moeilijk.’
‘Ja, op de universiteit kreeg ik er toch wel problemen mee toen ik aan de master begon. Ineens moet je een hele bulk informatie verwerken, dat red je niet met selectief lezen. Dan moet je jezelf disciplineren.
Zeker in de master van Econometrie 3. Dat deel moet ik nog afronden. Ik moet de scriptie nog schrijven. In die master ben ik mezelf wel tegengekomen. Ik heb te weinig gedaan. Dat had ik nog niet eerder meegemaakt, dat ik voor iets leerde en het niet haalde. Het was echt zo dat ik moest huilen. Dat was een goede bewustwording. Ik ben er serieuzer door geworden.’
‘Eigenlijk wilde ik topsporter worden. Het liefst voetballer. Maar mijn vader zette mij op tennis. Daar ben ik wel echt goed in geworden overigens. Op mijn vijftiende mocht ik zelf kiezen en ging ik toch voetballen. Maar dan begin je net te laat om de echte top te halen. Je kunt de hoogste klasse halen bij de amateurs. Maar dan kun je beter verdienen door te gaan studeren. Daarom heb ik gekozen voor school en studie. Nu tennis ik drie keer per week.
Ik ben blij met wat ik ben gaan doen. Door mijn studie ben ik mijn intellectuele grenzen aan het verkennen. Mijn docent wiskunde had econometrie gestudeerd. Ze vertelde daarover, ook dat het moeilijk was. Ik dacht, dat ga ik gewoon doen.
Als ik eerlijk ben, moet ik wel vertellen dat ik eerst chirurg wilden worden. Want ik ben geïntrigeerd door het menselijk lichaam. Hoe het in elkaar zit, hoe het allemaal werkt. De puzzel van het lichaam zeg maar. Maar toen mijn zus medicijnen studeerde, ze is aankomend cardioloog, zag ik al die boeken en dacht ik, nee, dat ga ik niet doen. Echt dikke boeken. Toen kwam de optie econometrie voorbij, wat heel wiskundig is en weinig lezen, dus dat leek me beter. Zo ben ik erin gerold. Ook dat het moeilijk is, was een reden. Ik wilde kijken of ik het kon.’
‘Ik ben op mezelf gaan wonen toen ik naar de universiteit ging. Mijn moeder was een jaar eerder overleden. Daardoor veranderde er thuis nogal veel.
Het klinkt misschien wat raar, maar voor mijn ontwikkeling is het wel een goede stap geweest om zelfstandig te gaan wonen. Je trekt met je vrienden op en dat is goed geweest voor mijn Nederlands bijvoorbeeld. Ik ben best wel lui. Ik ga pas moeite doen als het moet. En dan krijg ik het wel voor elkaar. Ik ken mezelf wel. Ik sport veel om mezelf te disciplineren. Ik probeer daarmee grenzen op te zoeken.
Ik ben heel erg beschermd opgevoed. Hoe zeg je dat, ik zat in een bubbel zou je kunnen zeggen. Als jij dom tegen mij doet, boeit me dat niet. Ik heb toch mijn broertje, mijn zus. Die beschermen mij.
Als je dan op jezelf komt te staan leer je over relaties en groepsdynamiek. Dat is goed geweest voor mijn ontwikkeling.’
‘Ik liep stage als actuaris. Het werk vond ik wat saai, maar ik werd goed begeleid. Ze hadden echt een pad voor me uitgestippeld. Dat was goed voor mijn ontwikkeling, maar ik paste er niet echt.
Via mijn zus kwam ik in contact met WeConnect. In mijn achterhoofd speelde al een tijdje dat ik het liefst naar de eilanden terug wilde.
Ik ben iemand die vrij snel in het diepe springt. Ik dacht ik solliciteer gewoon en zie wel wat er van komt. Misschien wat raar, maar ik had zelfs een beetje argwaan, is dit wel helemaal echt. En nu zit ik hier. En dat is goed. Het feit dat je common grounds hebt met je collega’s, de herkenbaarheid was ook een reden om terug te gaan.’
‘Bonaire kende ik niet. Mijn familie verklaarde me zelfs voor gek toen ik zei dat ik hiernaartoe ging.
Ik ben hier nu acht maanden. Gisteren ben ik net teruggekomen van vakantie. Ik dacht de avond voor vertrek, Gilmar, straks ga je weer lekker naar Bonaire. Ik hou van rust. Daar sluit Bonaire heel goed bij aan.
Het verschil met Curaçao is groot, maar ik ben niet zo vaak terug geweest, dus eigenlijk ben ik ook daar een buitenlander in veel opzichten.
Dat ik toch terug wilde naar de eilanden, heb ik mezelf nooit zo horen zeggen. Ik heb er niet diep over nagedacht. Toch is er dat gevoel. Misschien omdat ik vrij nationalistisch opgevoed ben. Mijn moeder was echt heel trots dat ze Curaçaose was. Ik denk dat dat toch wel van invloed is geweest. Het heeft het verlangen aangewakkerd om terug te gaan.’
‘Wat ik geweldig vind hier is dat het lijkt alsof je aan de wereld wordt onttrokken. Waar je voorheen altijd in leefde, je was altijd met andere dingen bezig, met het nieuws, de actualiteit en al die media, hier wordt dat bijna weggestript. Hier ben je meer bezig met vriendschappen, relaties en sport. Het is een switch van digitaal naar analoog, zou je kunnen zeggen. Hier ben je met mensen bezig. Dat doet me goed. Volgens mijn broertje zie ik er beter uit sinds ik hier woon. Ik ga ook met plezier naar mijn werk.’
‘Bij Mariadal heb ik de opdracht om een strategisch economisch beleid te ontwikkelen. Aan de hand daarvan kun je strategisch budgetteren. Er zijn nog veel datarestricties. Lang niet alle cijfers die je daarvoor nodig hebt, zijn paraat. Dan moet je het op een andere manier benaderen. Het is echt een organisatie in ontwikkeling.
Ik kan niet stil zitten. Ik moet productief zijn. Ik ben ondertussen andere projecten op gaan pakken. Ben de laatste tijd veel bezig met informatiesystemen te ontwikkelen in Excel. Je kunt hier echt dingen doen. En je hebt contact met de juridische afdeling bijvoorbeeld, je denkt na over organisatie-ontwikkeling. Daarom ben ik hier ook gekomen. Om niet te specialistisch te zijn, maar om me breder te ontwikkelen.
Ik zie meer mogelijkheden om projecten te draaien waar het bedrijf iets aan heeft. Ik kan op verschillende afdelingen kijken en zolang ik het goed kan onderbouwen kan ik een project uitvoeren. Het is echt een traineeschap. Mariadal biedt mij veel ruimte en begeleiding. Al zou ik soms wel specialistischer ondersteuning willen.’
‘Ik zou aan de commercialisering van de zorg willen bijdragen. Dus naast de publieke zorg die we leveren, ook een meer commerciële tak ontwikkelen. Ik denk dat Bonaire daarvoor alle potentie heeft. Ook zou ik graag mensen managen, niet alleen maar, want ik wil ook aan mijn hard skills blijven werken. Dat doe ik door met vrienden te praten, veel te youtubepen en door na te denken. En door te leren en te luisteren. Zo leer ik hier ook van iemand een helikopterview te ontwikkelen. Daar heb ik wat aan. Om eerst eens uit te zoomen. Daardoor krijg je een breder zicht op een project. Op alles eigenlijk.’
‘Ik heb er zelf natuurlijk niet direct mee te maken, maar ik weet dat hier op het eiland mensen wonen die het moeilijk hebben. Dat doet me denken aan de mensen in Rotterdam Zuid. Al is het vangnet in Nederland natuurlijk groter. In Rotterdam zat ik bij die kerk die veel werk doet voor verslaafden. Ik kijk dus niet zo gauw op.
Ik volg het nieuws hier via de radio en via websites zoals bonaire.nu. En je kunt hier niet zonder Facebook. Ik was nooit zo’n radioluisteraars, maar dat moet je hier wel doen om bij te blijven.’
‘Ja, ik wil hier wel blijven. Of in ieder geval in de Cariben of Latijns-Amerika. Ik ben hier voor twee jaar. Het enige is dat er te weinig vrouwen zijn van mijn leeftijd. Anders bleef ik hier zeker. Maar er zit hier een gat in de generaties. Vrouwen of jonge mensen gaan weg als ze gaan studeren. Ik ben nu zesentwintig en kan moeilijk zes jaar wachten. Wat ik ook mis is openbaar vervoer. Ik heb nog geen rijbewijs. En natuurlijk mis ik mijn familie. Dat is wat ik echt mis.’
‘Wat ik echt zou willen is gelukkig zijn. Dat is het meest belangrijke. Dat weet ik door de jeugd die ik gehad heb, met weinig waren we gelukkig. Ik winkel niet graag of weet ik wat. Dat heeft geen toegevoegde waarde.
Ik wil graag productief zijn, dat heeft een meerwaarde. Dan beteken je iets voor de maatschappij. Ik ben hier gekomen om mee te werken aan de ontwikkeling van het eiland, maar op dit moment is het ook om mezelf te ontwikkelen.
Ik ben ambitieus. Of eigenlijk hangt het er vanaf, maar als ik gewoon zie wat ik kan, denk ik, ik moet er veel meer uithalen. Dat is weer die zelfdiscipline. Ik kan alles doen als ik mezelf daartoe zet. Ik had ook gewoon arts kunnen worden of geschiedkundige. Ja, ik heb wel zelfvertrouwen, daarom ging ik lelijk op mijn nek toen ik mijn master niet haalde.’
‘Ja, mijn grootste gave is misschien wel zelfkennis. Daarom weet ik ook dat ik wat afzwakte toen ik hier kwam. Ik moest alle zeilen bijzetten. Natuurlijk was dat logisch, het was een grote verandering in mijn leven.
Het is alsof ik vanuit een derde persoon naar mezelf kijk en zie dat ik mezelf veel beter moet ontwikkelen. Dat kan nu nog.
Want op een dag wil ik vrouw en kinderen. Zo rond je tweeëndertigste heb je een ander leven en minder tijd voor je ontwikkeling. Als ik kijk naar hoe ik opgevoed ben en zeker naar hoeveel aandacht mijn vader voor zijn kinderen had, heb ik nog een jaar of zes. Want ik wil ook mijn kinderen alle aandacht geven.’
—
Gilmar Krips is trainee econometrist, werkzaam bij Fundashon Mariadal. Via WeConnect is Gilmar in aanraking gekomen met het TOP Traineeship Bonaire, een onderdeel van het Talent Ontwikkel Programma Bonaire, een tweejarig werk- en leertraject gericht op jong talent in Nederland met Caribische roots. Gestart op initiatief van het Ministerie van BZK.
Januari 2019 – Gilmar Krips kijkt terug op zijn eerste jaar: