In juni 2020 werd het Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden in het leven geroepen door demissionair minister Ollongren (Binnenlandse Zaken & Koninkrijksrelaties, D66).
De opdracht van het ministerie was ‘om een dialoog te organiseren over het slavernijverleden en de doorwerking daarvan in de hedendaagse samenleving, gericht op een bredere erkenning en inbedding van dit gedeelde verleden in de Nederlandse samenleving.’
Het adviescollege organiseerde bijeenkomsten, vergaderde, dacht na en bracht 1 juli ll. haar bevindingen naar buiten in het rapport Ketenen van het verleden. (zie: Bronnen)
Voor degene die geen puf heeft om het hele rapport te lezen, volgen hier een paar (lange) citaten.
Als eerste de conclusie die het adviescollege overneemt van de deelnemers aan de dialogen en de betrokken wetenschappers over het al dan niet excuses maken voor het slavernijverleden.
Daarna volgt de samenvatting van de dialogen in Caribisch deel van het Koninkrijk.
Als derde volgt het verslag van de Dialooggroep Bonaire.
7.2 Excuses
Het adviescollege volgt de visie van alle betrokken wetenschappers, evenals die van de deelnemers aan de dialogen, dat erkenning gepaard moet gaan met excuses. Excuses helpen bij de heling van historisch leed, maar vooral zijn excuses gericht op het bouwen aan een gezamenlijke toekomst. Het gaat er hierbij niet om individuele personen aan te wijzen als schuldigen, maar om het erkennen van het door de slavernij toegevoegde leed, en het nemen van verantwoordelijkheid met zicht op een toekomstige verhouding. Excuses worden dus niet verwacht van individuen, maar van de staat.
Daarbij is belangrijk dat excuses oprecht zijn en voortkomen uit een daadwerkelijk besef van de betekenis en reikwijdte van het slavernijverleden voor het heden, zowel voor nazaten van totslaafgemaakten als voor nazaten van slavenhouders. Spijtbetuiging (berouw) getuigt van een grondig besef van wat is en nog steeds wordt aangedaan, besef van de gevolgen tot op heden en van de morele verplichting van herstel en vergoeding of genoegdoening.66 Concreet betekent besef dat er excuses gemaakt moeten worden door het hoogste orgaan, dat wil zeggen premier, koning, en parlement.
De keren dat de koning zich uitgesprak over het verleden (met betrekking tot Indonesië en Wilhelmina (WO II)), had dat grote symbolische betekenis voor de gemeenschap.
Excuses zijn bovendien een wederkerig proces. Excuses moeten niet alleen gemaakt, maar ook aanvaard worden. Aan de ene kant moeten de ontvangers daadwerkelijk genoegdoening ervaren, aan de andere kant moet de maker van de excuses erop kunnen vertrouwen dat deze excuses ook aanvaard worden. Na de excuses, kan een proces van verzoening op gang komen.
Excuses moeten naast oprechtheid ook een andere waarde hebben. Het aanbieden van excuses door Nederland kan ook een eerste stap zijn voor het genezen van de open wonden. Dat betekent dat het aanbieden van excuses weliswaar noodzakelijk, maar op zichzelf nog onvoldoende is. Excuses moeten daarom bijdragen aan herstel.
6.1.4 Dialogen in Caribisch deel van het Koninkrijk
Naast de dialooggesprekken in Nederland organiseerde het adviescollege dialogen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Op alle eilanden in het Caraïbische deel van het Koninkrijk werd de noodzaak van het bespreken van dit onderwerp gevoeld, en was men van mening dat het onderwerp aandacht verdient in de Rijksministerraad. Benadrukt werd dat het benoemen, bespreken en erkennen van het slavernijverleden een essentieel onderdeel is van de verwerking ervan. Deze verwerking is de basis voor de emancipatie van de bevolking van de eilanden. De gesprekspartners onderschreven het grote belang hiervan. Op verschillende eilanden gaf het bevoegd gezag aan dat de aandacht voor het koloniale verleden in het onderwijs momenteel te beperkt is. Het ontbreken van voldoende kennis werd ervaren als een belemmerende factor voor het voeren van goede dialogen. De kennis over het slavernijverleden die in musea wordt aangeboden, is van algemene aard, en gaat niet specifiek over het slavernijverleden van het betreffende eiland. In alle gesprekken kwamen ook de museale voorzieningen ter sprake. Net zoals in de in Nederland georganiseerde dialogen, worstelden deelnemers ook hier met negatieve beeldvorming, die in hun ogen de emancipatie op persoonlijk en politiek vlak in de weg staat.
Toch verschilde het beeld dat er in het Caribische deel van het Koninkrijk heerste enigszins van dat in Nederland. Er lag bijvoorbeeld meer nadruk op de bestuurlijke verhoudingen binnen het Koninkrijk. De dialoogdeelnemers ervoeren die als ‘koloniaal’ of ‘neokoloniaal’. Van Arubaanse zijde drongen deelnemers erop aan om de landelijke (Nederlandse) dialoog niet alleen uit te breiden naar de verschillende Caribische landen en bijzondere gemeenten, maar vooral toe te werken naar een gemeenschappelijke Koninkrijksdialoog waarin deelnemers op basis van multiperspectiviteit kunnen nadenken over het gedeelde en ook het verdeelde slavernijverleden van het Koninkrijk. Volgens deelnemers aan de dialogen op Curaçao had bijvoorbeeld de langdurige invloed van de Nederlandse staat een zeer indringende impact op vrijwel alle aspecten van de Curaçaose samenleving. In deze dialoog waren deelnemers van mening dat de grondslag van de huidige Curaçaose samenleving een direct voortvloeisel is uit de Nederlandse trans-Atlantische slavenhandel.
In deze dialoog lag de nadruk op de vraag om rehabilitatie voor Tula, met name ook door de Nederlandse volksvertegenwoordiging. De deelnemers vonden dat het beeld van Tula als misdadiger moet veranderen. Tijdens de dialoog op Aruba lieten deelnemers blijken trots te zijn op het ontstaan van een unieke Afrikaans-Bonairiaanse cultuur. Toch werd er ook felle kritiek geuit op de relatie met Nederland. Uit de reacties tijdens de bijeenkomsten van de dialooggroep is duidelijk geworden dat de nieuwe status van Bonaire gezien wordt als een voortzetting van het slavernijverleden. De echo van dat verleden wordt steeds luider hoorbaar. Het is tijd, aldus de deelnemers, om te werken aan een betere samenwerking om een herhaling van de geschiedenis van de tijd van de slavernij te voorkomen en te werken aan een nieuwe geschiedenis op grond van wederzijds respect. Het heeft geen enkele zin om naar elkaar te wijzen wanneer bepaalde zaken niet goed of te langzaam verlopen.
6.1.5 Slot
Tijdens de dialogen, zowel met jongeren als met volwassen deelnemers, kwam er een diepe afkeer van slavernij tot uitdrukking. Jongeren noemden de slavernij ‘asociaal’ en ‘egoïstisch’, en in de dialogen in algemene groepen bestond er geen twijfel dat de slavernij onmenselijk, mensonterend, en een misdaad tegen de menselijkheid is geweest. Dit te erkennen en onder ogen te zien was voor de meeste deelnemers een vanzelfsprekendheid.
Een meerderheid vond ook dat de Nederlandse regering excuses moet aanbieden voor het veroorzaakte leed. Volgens de deelnemers zou dat een belangrijk signaal zijn in het helingsproces, zowel voor nazaten van tot slaaf gemaakte mensen, als voor nazaten van slavenhouders en -handelaren.
Wel plaatsten sommige deelnemers hier enige kanttekeningen bij. Een meerderheid vond dat excuses alleen zinvol zijn als ze oprecht zijn, dat wil zeggen, zij vonden dat er iets tegenover moet staan. Alleen het gebaar was voor de meesten onvoldoende: ‘Excuses maken door alleen ‘sorry’ te zeggen is niet genoeg. Dit is gewoonweg te eenvoudig. Beter zou zijn om geld, vaccinaties, andere soort steun te geven aan de landen die schade hebben van het slavernijverleden.’
In de sectordialoog Cultuur en Media drukte een deelnemer dit kort en bondig uit met een Surinaams gezegde: ‘Sorry brengt moesje niet naar Parijs’.
Bijlage 5B – Verslag dialooggroep Bonaire
Inleiding
De dialooggroep Bonaire, die uit vijftien leden bestaat, heeft zes tafelgesprekken gevoerd met personen uit alle lagen van de bevolking. Het uitgangspunt was dialoog en geen discussie voeren over de doorwerking van het slavernijverleden in de hedendaagse samenleving. Politiek, kolonialisme, racisme, de band met Nederland en de ontwikkeling die Bonaire doormaakt liepen als een rode draad door die gesprekken.
In grote lijnen werd gedialogeerd over de periodes: afschaffing van de slavernij, de trekarbeid naar Cuba, Curaçao, Suriname en Venezuela tussen 1870 en 1920, de emigratie naar Aruba en Curaçao na de komst van Shell op Curaçao en Lago op Aruba waar veel Bonairiaanse arbeiders na 1920 naar toe gingen. De arbeiders stuurden via postwissel geld naar Bonaire dat de naam kreeg van Postwisseleiland.
Twee belangrijke momenten in de geschiedenis van Bonaire waren: 1951 met de Eilanden Regeling Nederlandse Antillen (ERNA) en het Statuut in 1954. Bonaire kreeg op politiek gebied meer zeggenschap en vrijheid. Autonomie werd het toverwoord. Gebeurtenissen op Curaçao, dertig mei 1969 en de Status Aparte van Aruba hadden hun effect op Bonaire. De
Antillen van vijf, ondanks de goede bedoeling, voorzag in meer politieke vrijheden voor de eilanden en werd het begin van het einde van het Antilliaans staatsverband. De ontwikkelingen die hierna volgden met tal van referenda op de eilanden en ronde -tafelconferenties hebben Nederland meer macht over de eilanden gegeven met als gevolg het uiteenspatten van de Nederlandse Antillen.
Bonaire heeft gekozen voor een directe band met Nederland en is sinds 2010 een bijzondere gemeente van Nederland. In 2015 heeft de meerderheid van de stemgerechtigden in een referendum duidelijk gemaakt niet blij te zijn met deze status.
Tegenwoordig
Uit de reacties van de aanwezigen tijdens de bijeenkomsten van de dialooggroep is duidelijk geworden dat de nieuwe status van Bonaire gezien wordt als een voortzetting van het slavernijverleden. De echo van dat verleden wordt steeds luider hoorbaar.
Vele punten, zowel negatief als positief hebben aandacht gekregen.
De positieve punten van het verleden, die nog steeds aanwezig zijn;
- Op gebied van gezondheidszorg zoals het gebruik van kruiden en behandeling van bepaalde ziektes die niet bekend zijn bij westerse artsen. Denk aan Padrehon en Madrehon. Is een pijn in de onderbuik die door middel van gebed, zalfjes en massages behandeld wordt door een “Kurandero” (kruidendokter).
- Op gebied van voeding Uit Afrika komen; okra, “funchi” (maismeel), bonen, (met een zwarte navel), mangusá; soort gerecht bestaande uit gekookte pinda’s, bonen en maïs, geitensoep, het roosteren van vlees op het vuur (barbecue). De manier van koken door alle ingrediënten in een pan te stoven, wat heet “stobá”.
- De samenwerking bij het planten en het oogsten.
- De traditionele muziekinstrumenten zoals de bamba (Bamboe), de trommel, de marimba, het blad van de schoffel (chapi) die de basis instrumenten vormen van de folkloristische muziek.
- Liederen die gezongen worden tijdens het oogsten.
- Op traditionele wijze het oogstfeest vieren (Simadan).
- De viering van Sint Jan de Doper en Sint Petrus. Groepen muzikanten gaan langs de huizen van mensen die Jan, Janchi, Juana Juanita, Pedro, Paulus, heten om hen te feliciteren. De muzikanten krijgen dan rum en koffie.
- Samenkomen om verhalen te vertellen vooral tijdens een dodenwake en acht dagen lang rozenkrans bidden voor de rust van de ziel van de overledene.
De negatieve punten:
Een deelnemer heeft de volgende vergelijking over de relatie Bonaire – Nederland gemaakt: “De Bonairiaanse samenleving en Nederland zitten gevangen in een dans. Een dans die “Alma Sola” heet. Alma Sola is de dwalende ziel die mensen laat verdwalen. De Bonairiaanse samenleving danst op het ritme van de “Barí” en Nederland voert de klompendans uit. Het stijve Nederland en de Bonairiaanse samenleving met zwiependeheupen.” Dit om de ingewikkelde situatie op Bonaire te illustreren.
- Het gevoel en de kijk op de huidige samenleving benadrukken de houding van de Nederlandse politiek, de blanke ambtenaren, en de immigratie van Nederlanders die
de mentaliteit vertonen van “wij zijn de baas en bepalen wat goed is voor Bonaire”. De leuze is “Wie betaalt bepaalt”. - Het kolonialisme dat verantwoordelijk is voor racisme en discriminatie. Tijdens de periode van de slavernij hadden de blanken het voor het zeggen en de niet-blanken(indianen en negers) werden vernederd, geslagen, de vrouwen verkracht en het huwelijk was verboden voor niet blanken.
- De Bonairiaan voelt zich niet vrij om zelf te werken aan zijn ontwikkeling want het is de Nederlandse regering die door middel van projectleiders, programmamanagers afdelingshoofden, RCN en Cft uiteindelijk beslissen wat kan en mag plaatsvinden op Bonaire.
- Te veel Nederlandse wetten die de vrijheid van de Bonairiaan beperken. De
- Bonairiaan voelt zich vernederd, gediscrimineerd en beknot in zijn vrijheid.
- Niet blank zijn wordt gezien als: bruut, ongeschoold, ongedisciplineerd, lui, onbetrouwbaar, onverantwoordelijk. Blanken zijn intelligent, rijk, hebben macht.
- Bonairianen zijn tweede-derderangs burgers.
- Een groep Bonairianen die dezelfde mentaliteit heeft als de “bomba” (slavenopzichter) werkt samen met de blanken en ze discrimineren hun eigen mensen. “Cum insanientibus furere”.
- De samenleving wordt verdeeld in pro-Nederland en tegen-Nederland waardoor Bonaire een gespleten samenleving wordt.
- Bonairianen zijn sceptisch tegenover Bonairianen die belangrijke posten binnen het ambtelijk apparaat bekleden. Dat zijn “zwarte makambas”.
- Ondanks de aanwezigheid van Nederlandse hulptroepen met goede bedoelingen ziet de Bonairiaan geen duurzame resultaten wat betreft; infrastructuur, voedselvoorziening, armoedebestrijding, betere sociale voorzieningen, betaalbare woningen, en onderwijs op Bonairiaanse leest geschoeid.
- Geen erkenning van “onze” deskundigen zowel door de Bonairianen als de Nederlanders.
- Papiamentu wordt weggezet als dialect.
- Communicatie tussen het volk en de Nederlandstalige RCN verloopt stroef.
- Nederland dreigt te veel met “aanwijzingen”
- Nederland toont geen begrip voor de manier waarop wij onze zaken behartigen
De toekomst
Bonaire als klein eiland moet hulp zoeken/halen uit buitenland gezien de beperkte capaciteiten aanwezig op het eiland. Een punt van kritiek op Nederland is dat ondanks alle hulp en adviseurs Nederland de Nederlandse zienswijze niet de juiste was om de problemen op te lossen. Nederland heeft nagelaten aan een duurzame ontwikkeling van Bonaire te werken. Misschien heeft Nederland niet de kennis om de problemen van een klein eiland te begrijpen. Bonaire is een klein eiland met niet voldoende capaciteit om de hedendaagse problemen aan te pakken. Het is tijd om te werken aan een betere samenwerking om een herhaling van de geschiedenis van de tijd van de slavernij te voorkomen en werken aan een nieuwe geschiedenis op grond van wederzijds respect. Het heeft geen enkele zin naar elkaar met de vinger te wijzen wanneer bepaalde zaken niet goed of te langzaam lopen.Punten waaraan gewerkt kan en moet worden:
- Erkenning van de Bonairiaanse cultuur door Nederland en samenwerking zoeken op dit gebied. Er wordt verwezen naar de tijd van Sticusa (Stichting Culturele samenwerking) en Oksna (Overlegorgaan Kulturele Samenwerking Nederlandse Antillen) om de Bonairiaanse cultuur te helpen bevorderen.
- Gelijke behandeling van de Bonairiaan.
- Vermijd de denigreerde uitspraak “wie betaalt bepaalt”.
- Het onderwijs meer gericht op de Caribische realiteit.
- Start gesprekken met Bonaire om een hbo-opleiding te beginnen maar geleid door Bonairianen.
- Respect tonen voor de kwaliteiten en talenten van de Bonairianen.
- Ambtenaren, beleidsmedewerkers, projectleiders uit Nederland dienen in Nederland een basiscursus Papiaments te volgen.
- Bonaire heeft capabele mensen om projecten gefinancierd door Nederland zelf te leiden. Het is een kwestie van erkenning en vertrouwen hebben.
En dan …
Na het verschijnen van het rapport meldde de website dossierkoninkrijksrelaties.nl dat de Bonairiaanse dialooggroep ‘het constructiever vindt om Nederland te vergeven in plaats van excuses te eisen.’
Waar deze conclusie op gebaseerd is, heb ik niet kunnen achterhalen. Maar is mogelijk gebaseerd op dit citaat uit het verslag van de dialooggroep: Het is tijd om te werken aan een betere samenwerking om een herhaling van de geschiedenis van de tijd van de slavernij te voorkomen en werken aan een nieuwe geschiedenis op grond van wederzijds respect. Het heeft geen enkele zin naar elkaar met de vinger te wijzen wanneer bepaalde zaken niet goed of te langzaam lopen.
Als de Bonairiaanse dialooggroep inderdaad gekozen heeft voor ‘vergeving’ als toegangspoort tot een stralende toekomst, ben ik benieuwd naar de mening van diverse partijen op het eiland over dit standpunt.
Dat het maatschappelijke debat over het slavernijverleden scherpe kantjes kent, is een eufemisme. Eén blik op de commentaarsectie op sociale media in dit land laat een toetsenbordbrigade zien die blank en vrij haar superioriteit vorm weet te geven in Kromnederlands.
Dat ook het Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden tegen interne strubbelingen aanliep, blijkt uit een bericht in het NRC vorige week: ‘In interne mails van ambtenaren op het ministerie is echter te lezen dat „enkele leden een duidelijk stempel op de groep [lijken] te drukken en voor te willen sorteren op de uitkomsten van de dialoog”’ (NRC 31.10.21).
Symbolischer kan het bijna niet.
De weg naar het aardse paradijs is lang.
Bronnen: https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2021Z12377&did=2021D26626
Bovenaan de opdracht, daaronder – onder de kop: Bijlage – Rapport van bevindingen …