Het is druk in de trein van Kralendijk naar Rincon. Een klas jonge kinderen zingt en jubelt alsof het feest is. De onderwijzeres heeft de strijd opgegeven.
‘Ik krijg ze niet stil vandaag’, zegt ze, ‘het zal wel volle maan zijn vannacht.’
Bij de halte Karpata keert de rust terug.
Mijn oog valt op een grote, bruine envelop die onder de stoel aan de andere kant van het gangpad ligt. Ik neem aan dat de juf hem heeft laten vallen.
Bij het eindstation, Rincon CS, pak ik de envelop om hem naar het Kolegio te brengen. Maar eerst naar Rose Inn.
Terwijl ik wacht op mijn afspraak, open ik de envelop om te kijken of hij inderdaad van die onderwijzeres is. Het blijkt een dik rapport te zijn.
‘Naar een sociaal minimum’.
Op de omslag staat een foto van de Haagse toren waarin het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties is gehuisvest. Het vertrouwde logo bevestigt de afzender.
Als ik het rapport opensla, zie ik dat alle pagina’s leeg zijn.
Er valt een briefje uit.
‘Eric-Jan,
Hierbij de beloofde dummy voor de bijeenkomst met de Eilandsraad. Hier kun je mee zwaaien als er weer vragen komen over dat sociale vangnet. Zeg maar dat we er bijna uit zijn. Dat je net dit concept hebt gekregen. Zijn ze weer een tijdje stil.
Zie je na afloop in het Marriott.
Willem.’
Mijn afspraak is ondertussen gearriveerd. Hij kijkt naar het rapport.
‘Zijn ze eruit?’, vraagt hij.
‘Bijna’, zeg ik en geef hem het rapport.
Een paar tellen later kijkt hij verrast op.
‘In ieder geval staan er geen leugens in’, zegt hij glimlachend.
De mevrouw brengt onze koffie. Ze kijkt naar het rapport.
‘Komt u uit Den Haag?’, vraagt ze.
‘Nee’, zeg ik, ‘dit lag in de trein.’
‘Er zal wel niks zinnigs in staan’, zegt ze.
‘Dat klopt’, zeg ik en blader door het boek.
Ze schiet in de lach.
‘Geen woord te veel, zie ik.’
Ze schudt haar hoofd.
Als ze het briefje van Willem leest, is ze even stil.
‘Zouden die mensen zich nooit schamen?’, vraagt ze dan.
‘Nee’, zegt mijn afspraak, ‘politici en ambtenaren schamen zich nooit. Ze kunnen zich altijd achter iemand anders verschuilen.’
‘Doet mijn man ook altijd,’ zegt de mevrouw, ‘zegt altijd dat ik de baas ben.’