Mijn overbuurman is een fitte vijftiger, maar vandaag oogt hij wat somber.
‘Het weer’, zucht hij als ik vraag of hem iets dwarszit, ‘al weken regen, wind en nog meer regen. Het lijkt wel of het iedere dag een grijze dinsdag in oktober is.’
Hij werkt veel. Nu de stad al een paar jaar verbouwt, opknapt, restaureert, is er ook veel werk voor de stratenmakers.
Vaak zie ik hem ’s ochtends vroeg met de drie jongens, zoals hij ze noemt, in het blauwe busje stappen.
‘Ik begrijp zo langzamerhand al die pensionados wel. Lekker deze donkere maanden wegwezen. Maar ja, het werk, hè?’
‘O ja, een van de jongens zei vorige week dat de wegen op dat eiland zo slecht zijn. Jij gaat daar toch ook vaak naartoe? Aruba toch? Oh. Bonaire. Ja, daar had hij het over. Had hij van zijn zus gehoord over die wegen. Is het een idee dat wij alles in een container stoppen en drie, vier maanden daar aan de slag gaan in de wintermaanden? Kun jij niet wat rondbellen?’
‘Zijn zusje zit er al een paar maanden. Ze heeft zo’n tussenjaar. Zo noemt ze dat. Ik weet niet wat dat is. Ieder jaar is een tussenjaar als je even nadenkt. Zit altijd eentje voor en eentje achter.’
‘Waarom zijn die wegen daar zo slecht? Door het weer? Of doen ze gewoon niks?’
Hij pakt zijn shag.
‘Ze spreken daar ook Nederlands, toch? Dat maakt het wel makkelijk. Heb een keer geprobeerd in Spanje een klus te krijgen. Heb ik die lui aan de telefoon, spreken ze alleen maar Spaans. Dat werd niks. Je kunt een hoop van me zeggen, maar niet dat ik mijn talen spreek. Spreken ze op al die eilanden eigenlijk Nederlands? En Papiaments? Doen ze dat nog? Dat is toch een soort Spaans?’
De wind blaast drie keer de aansteker uit.
‘Eigenlijk ben ik niet zo’n reiziger. Ben twee keer in Duitsland geweest. En een keer in België. In Brussel. Spraken ze Frans. Daar had ik niet op gerekend. Maar met handen en voeten lukte het wel. Dat Duits? Dat spreekt mijn vrouw. Dus dat was een makkie. Ze kletste maar raak. Heeft ze ooit op haar werk moeten leren. Vond ze leuk. Ze werkt bij een of ander modebedrijf.’
‘Bonaire is dus een soort Friesland. Dat vind ik wel mooi. Heb je je eigen taal en gewoon Nederlands. Is het ver? Wat zeg je? Bijna 8000 kilometer? Dat is een eind. En ik hou niet van vliegen. Nog nooit gedaan. Het lijkt me niks.’
‘Hier komen trouwens ook steeds meer mensen die je niet verstaat. De buurt is niet meer wat ie was. Zeggen ze, dat heb je overal. Nou ja, ik moet aan de slag.’
Als hij bij de voordeur staat, roept ie:
‘Bel maar niet naar die lui. Achtduizend kilometer. Daar begin ik niet aan.’