Wie zijn fouten verbergt

januari 22, 2024
bonaire.nu - 21.01.2024

bonaire.nu – 21.01.2024

Moraalridders en filosofen, psychologen en betweters buigen zich graag over de vraag of, hoe en waarom je een fout, een blunder moet bekennen.
Dat de mens soms een fout maakt, ontkent niemand. De vraag is alleen hoe ga je ermee om?
Beken je om wat voor reden dan ook, of blijf je hardnekkig zwijgen of ontkennen.

Ook in de Bijbel zijn verschillende uitspraken te vinden over de last van het meedragen van een fout. Uiteraard geeft de Schrift ook advies om het leven dragelijk te maken. Neem Spreuken 28:13: Wie zijn fouten verbergt, zal geen voorspoed kennen, wie ze toegeeft en vermijdt, krijgt vergeving.

Rekening houdend met de menselijke natuur, krijgt degene die wat koppiger is een waarschuwing. Psalm 32:3 kent zelfs geen genade: Zolang ik zweeg, teerden mijn botten weg, kreunend leed ik, de hele dag.

Opvallend is dat 87,5% van de bestuurders in binnen- en buitenland het niet over de lippen kan krijgen dat er iets mis is gegaan in het leven.
Armoede kan tegen de kades klotsen, honderdduizenden mensen kunnen op zoek zijn naar een huis, de bestuurder wast zijn handen in onschuld.
Want altijd is er de ander waarachter men zich kan verschuilen.

Dat het marketingtechnisch wel eens verrassend uit zou kunnen pakken als een helder mea culpa zou klinken na een miskleun, staat blijkbaar niet in de handleiding Leiderschap voor Gevorderden.

Zo rond mijn dertiende, veertiende verloor ik deels mijn interesse voor school. Al lezend had ik ontdekt dat de wereld groter was dan het dorp waar ik woonde.
Iedere dag fietsten we 15 kilometer heen en 15 kilometer terug naar de HBS.
Op een woensdagochtend besloot ik de andere kant op te fietsen. Mijn nieuwsgierigheid had gewonnen. Holwerd bleek verder weg te liggen dan ik dacht. Maar na twee uur zag ik de Waddenzee.

Wat later dan normaal kwam ik thuis, waar mijn moeder met thee op me wachtte.
‘Hoe was het op school?’ vroeg ze.
“Gewoon’, zei ik.
Mijn moeder knikte.
‘Wat heb je gedaan?’
Ik haalde mijn schouders op.

Blijkbaar was ik een brave ziel.
‘Ik ben niet naar school gegaan’, zei ik aarzelend.
Mijn moeder keek me aan.
‘Ben naar Holwerd gefietst. Wilde de zee zien.’

Mijn moeder was even stil.
‘Was het mooi?’ vroeg ze toen.
Ik ga er nu vanuit dat ik haar verbaasd aangekeken heb.
‘Ja’, wist ik uit te brengen. En vertelde over de boot die naar het eiland ging, over de mensen en over de golven.
Ze glimlachte na mijn verslag.

’s Avonds aan tafel mocht ik nog een keer verslag doen van mijn ontdekkingsreis.
Mijn broertje keek verbaasd op.
‘Moest je niet naar school?’
Ook hij rook kansen.
Maar mijn vader en moeder maakten duidelijk dat het eenmalig zo mild voor me af was gelopen.
Verwacht werd dat ik de komende jaren de juiste kant op zou fietsen.
‘Of je moet het niet vertellen’, was de raad van mijn grote zus.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *