Het was een lastige week. Onze Koning en de Gezaghebber hielden ons voor dat water belangrijk is.
Vanaf mijn derde heb ik een netelige verhouding met water. Op die leeftijd werd ik uit een sloot gevist door een vriendelijke meneer. Volgens de legende wilde ik de bloem van een waterlelie voor mijn moeder plukken.
De Koning en de heer Rijna waren naar New York afgereisd om een bijdrage te leveren aan een conferentie van de Verenigde Naties. Die conferentie was georganiseerd ter gelegenheid van World Water Day.
Koning Willem Alexander hield ons voor dat op zijn minst een deel van Bonaire tegen het einde van deze eeuw onder water komt te staan. De inwoners van Kralendijk kregen te horen dat de kans bestaat dat de hoofdstad helemaal kopje onder gaat.
De Gezaghebber, de heer Rijna, had een positievere boodschap. Hij stelde vast dat Bonaire zich gelukkig mag prijzen. ‘We hebben betrouwbaar drinkwater’, wist de Gezaghebber te vertellen. ‘Ook hebben we een rioolwaterzuiveringsinstallatie’, vertelde hij erbij.
Natuurlijk had de Gezaghebber ook gehoord of gelezen dat de kans bestaat dat het eiland deels gaat verdrinken. Daar moet dus wat aan gedaan worden.
‘We moeten maatregelen nemen om dat te voorkomen of de gevolgen daarvan te verminderen. Met een duur woord heet dat klimaatadaptatie’, vertelde de Gezaghebber.
Om te voorkomen dat de bewoners van het eiland nu allemaal beginnen met het inpakken van kinderen, kleding, huisraad en huisdieren, sprak de heer Rijna troostende woorden.
Met hulp van Den Haag wordt het watermanagement ingrijpend verbeterd.
Alsof dat niet genoeg was, deed hij er een schep bovenop door te verklappen dat de mogelijkheid bestaat dat er een klimaattafel komt met de heer Nijpels als kwartiermaker. Waarmee de oplossing nabij is.
Mocht de heer Nijpels er niet in slagen om het water tot bedaren te brengen, kunnen de bewoners in ieder geval met een glas fris en helder water in de hand naar hoger gelegen delen van het eiland kuieren om aan de verdrinkingsdood te ontsnappen.
De legende van de waterlelie uit mijn jeugd verdween toen ik ruim dertig jaar later met mijn vader op bezoek ging bij de meneer die mij uit de sloot gevist had.
Hij vertelde met een vriendelijke glimlach dat ik zo te zien niet in de gaten had dat het groene paadje geen paadje was. Maar een sloot bedekt met kroos.
Waardoor ik er al op jonge leeftijd achter kwam dat niet alles is wat het lijkt. En dat het niet voor iedereen weggelegd is om over water te lopen.
Het verhaal van de waterlelie koester ik uiteraard nog steeds. Dat is namelijk goed voor mijn zelfbeeld.